Vandaag aandacht voor de Zwitserse drummer Lukas Mantel. Allereerst sta ik stil bij het bij zijn eigen Rabbit Hill Records, als een dubbele 12″ vinyl, verschenen ‘Happy Parasite‘. We horen hem als leider van zijn eigen kwintet, verder bestaande uit rietblazer Rafael Schilt, trompettist Matthias Spillmann, toetsenist Leandro Irarragorri en bassist Lukas Traxel en met toevoeging van twee gasten: vocaliste Isa Wiss en Joke Lanz op draaitafels. Vrijwel tegelijkertijd verscheen eind vorig jaar ‘Wenig’ van het duo Anna & Stoffner als download in eigen beheer. We hebben het hierbij over vocaliste Anna Frey en gitarist Florian Stoffner, hier op de baritongitaar. Verder horen we Vincent Membrez op toetsen en als gast op een aantal stukken de rietblazer Tobias Pfister.
Krachtige blazerspartijen direct in het titelstuk ‘Happy Parasite’, aangelengd met vreemde geluiden van de draaitafels en bijpassende zang van Wiss. De Fender Rhodes van Irarragorri verhoogt het onmiskenbare psychedelische gehalte. Een mooie combinatie tussen jazz en experimentele elektronica met andere woorden. Traditionele blazersklanken in ‘Rasheen Peppers New Culture’, waar dan ineens, via de draaitafels gesproken tekst en rap doorheen klinkt, een vreemde, maar tevens ook interessante combinatie. Irarragorri lengt het aansluitend aan met meer jazzrock georiënteerde klanken. ‘On the Other Side of Life’ valt met name op door de solo van Spillmann, krachtig begeleid door Mantel en de ballade ‘Spiral’ door die van Schilt op klarinet. Overigens mooi subtiel door noise begeleid. In ‘Wet Concrete’ mengt Mantel meer klassieke bigbandjazz met funk tot een opwekkend geheel. Wiss horen we hier ook, maar nog sterker in het vrij rustige ‘Sabado Noche’, daar intiem begeleid door Irarragorri op piano. ‘Monkey Music’ valt wederom op door het bevreemdende klankpalet dat Mantel op dit album inzet, ook hier Wiss in een opvallende rol, die apen verklankend. Bassist Traxel speelt tot slot een voorname rol op het rustige ‘Chicle’, het stuk bestaat voor een groot deel uit zijn solospel.
Frey opent ‘Was nöd isch’ het eerste stuk van ‘Wenig’ met Sprechgesang in voor ons nagenoeg onverstaanbaar Zwitsers Duits. De vrij duistere klanken van Stoffners bartitongitaar vallen op, naast het krachtige slagwerk van Mantel en de gastbijdrage van Pfister. Meer punkrock dan jazz, dit album. Iets dat ook mooi blijkt uit ‘Nöd ine, nöd use’. Heerlijk eenvoudig, recht toe, recht aan, maar des te overtuigender. Punk en rap in ‘Frässene’, een spannende bijdrage van Pfister, gierend gaat hij door de bocht en krachtig slagwerk van Mantel. ‘Sistema Solare’ wijkt wat af van de rest van dit album doordat we Frey echt horen zingen. Boeiend ook dat spannende, ontregelende gitaarspel van Stoffner hier, naast de muur van geluid die Mantel optrekt. ‘Wohnig’ is weer lekker dwars en ontregelend, pure punk, terwijl het titelstuk ‘Wenig’ begint als een speeldoosje, gevolgd door opvallend intieme zang van Frey. Rustig blijft het echter ook nu niet lang, het is met name Stoffner die deze sfeer doorbreekt. De twee laatste stukken, ‘Eusi Truurigkeit’ en ‘Haifisch’ zitten weer meer in de richting van de rock, waardige afsluiters van een heerlijk pittig album. Een veelzijdige drummer die Mantel, zo veel is wel zeker.
Beide albums zijn (deels) te beluisteren via Bandcamp: