Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 13 februari 2016
Vreugde en verdriet, hoop en wanhoop, optimisme en pessimisme, ze liggen soms dicht bij elkaar. In het gewone leven en in de muziek. Zo ook in ‘Eeuwige vreugde’, de titel die aan het programma van deze editie van het Zaterdagmatinee is gegeven.
Op het programma een drietal stukken waarin allereerst het Radio Filharmonisch Orkest schittert onder leiding van Hans Graf. Naast de Nederlandse première van ‘Joie éternelle’, een nieuw stuk van Qigang Chen, staan er stukken van Messiaen en Hindemith op de lessenaar waarin bovengenoemde emoties worden verklankt.
Qigang Chen is een Chinese componist die reeds sinds halverwege de jaren ’80 in Parijs woont. In zijn werken komen dan ook beide culturen op eclectische wijze samen. Na een moeilijke tijd in China, zowel zijn vader als hij brachten enige jaren door in een heropvoedingskamp, kwam hij uiteindelijk in Parijs terecht. Daar studeerde hij vanaf 1984, als laatste leerling, bij Olivier Messiaen. Hij zegt over de invloed van Messiaen op zijn leven en werk: “Messiaen was voor mij de eerste persoon die mij aanspoorde om mijn eigen identiteit te ontdekken en daar muzikaal trouw aan te blijven. Hij liet mij grondig kennis maken met de verworvenheden van de westerse avant-garde, een leerschool die mij tegelijkertijd bewust maakte van de rijkdom en het unieke karakter van de Chinese muziekcultuur. In mijn werk streef ik al jaren naar een synthese van deze twee werelden.” In ‘Joie éternelle’ horen we dat streven dan ook terug. De melodie die aan de basis ligt van dit trompetconcert, dat geschreven is voor de Engelse trompettiste Alison Balsom, komt uit de Kunqu-opera ‘The Peony Pavilion’, van de zestiende eeuwse toneelschrijver en componist Tang Xian Zu. Het is een vrij traditioneel, maar wel heel melodisch stuk geworden met filmische kwaliteiten. Het zou als soundtrack niet misstaan. Het stuk is dan ook en dat doet wel recht aan de opera, opgebouwd uit verschillende scènes die naadloos in elkaar overlopen, de luisteraar een caleidoscopisch beeld biedend. Opvallend is inderdaad de synthese tussen de Chinese klankwereld en die van het Westen en de klank van Balsom’s trompet past er wonderlijk mooi bij. De uitvoering, vooral de stukken waarin Balsom een demper op de trompet gebruikt, is zeer sensitief en puur.
Dat Chen ook een leerling van Messiaen was, is eveneens te horen. Het is dan ook mooi dat ‘Joie éternelle’ vooraf gegaan wordt door een stuk uit het ‘Livre du Saint Sacrement’. Leo van Doeselaar heeft voor dit werk voor orgel het stuk ‘Prière après la Communion’ gekozen, waarvoor een gebed van de Italiaanse theoloog Bonaventure als inspiratie diende. Op een sonore baslijn weeft Messiaen zijn sierlijke patronen. Een prachtig fragment en zeker qua sfeer goed passend in het programma, helaas wat kort.
Het hoogtepunt van het concert is de uitvoering na de pauze van ‘When Lilacs Last in the Dooryard Bloom’d’ van Paul Hindemith. De in 1940 voor de nazi’s naar de Verenigde Staten gevluchte Hindemith schreef dit stuk in de winter van 1945 op verzoek van de Amerikaanse dirigent Robert Shaw, ter nagedachtenis aan de in april van dat jaar overleden president Roosevelt. Shaw deed Hindemith het beroemde gedicht van Walt Whitman, ‘When Lilacs Last in the Dooryard Bloom’d’ aan de hand waar Hindemith reeds eerder zijn ‘Drei Hymnen’ op gebaseerd had. Geen vreemde suggestie van Shaw, want Whitman schreef zijn gedicht in 1865, als terugblik op de Amerikaanse burgeroorlog en de moord op Abraham Lincoln. De geschiedenis herhaalt zich nogal eens! Het gedicht van Whitman is een treurzang waarin verdriet en rouw worden afgewisseld met acceptatie en hoop. En Hindemith slaagt er op buitengewone wijze in om dit te verklanken. In het stuk voor orkest, koor, bariton en mezzosopraan weet hij alle facetten van het emotionele spectrum op intense wijze te beroeren .
Het stuk begint dan ook met strijkersbewegingen die voor grote onderhuidse spanning zorgen en leiden naar een dramatische climax, waarna de bariton, Raymond Ayers, inzet:
“When lilacs last in the dooryard bloom’d,
And the great star early droop’d in the western sky in the night,
I mourn’d, and yet shall mourn with ever-returning spring.”
Intens en duister is ook het derde stuk waarin we het Groot Omroepkoor horen, getoonzet met bijpassende duistere klankkleuren als ze zingen:
“Coffin that passes through lanes and streets,
Through day and night with the great cloud darkening the land,
With the pomp of the inloop’d flags with the cities draped in black,
With the show of the States themselves as of crape-veil’d women standing,
With processions long and winding and the flambeaus of the night,”
En in het vierde stuk, een dialoog voor bariton en orkest, horen we hoe op overweldigende wijze de heftige uitbarstingen van het orkest samenvallen met Ayers’ stem en hoe het koor regelmatige bijvalt. Terwijl in het vijfde deel, voor mezzosopraan, Cécile van de Sant, de melodie bijna liefelijk klinkt op:
“Sing on there in the swamp,
O singer bashful and tender, I hear your notes, I hear your call,
I hear, I come presently, I understand you,
But a moment I linger, for the lustrous star has detain’d me,
The star my departing comrade holds and detains me.”
Een hoogtepunt is de ‘Introduction and fugue’, het zevende stuk, waarin we het orkest en het koor aan het einde horen samenkomen in een zinderende maalstroom van klanken. Bijzonder is ook de ‘Death Carol’ voor koor, waarin we allereerst het koor solo horen:
” Come lovely and soothing death,
Undulate round the world, serenely arriving, arriving,
In the day, in the night, to all, to each,
Sooner or later delicate death.”
waarna de strijkers erbij komen, ingetogen en de blazers, zeer expressief. En tot slot het tiende stuk voor bariton en koor waar een trompettist helemaal achterin bij de uitgang zijn partij blaast, alsof ‘The Last Post’ weerklinkt.
“I saw battle-corpses, myriads of them,
And the white skeletons of young men, I saw them,
I saw the debris and debris of all the slain soldiers of the war,
But I saw they were not as was thought,
They themselves were fully at rest, they suffer’d not,
The living remain’d and suffer’d, the mother suffer’d,
And the wife and the child and the musing comrade suffer’d,
And the armies that remain’d suffer’d.”
Het concert is hier te beluisteren.