Drummer en componist Ches Smith kwam hier vaker voorbij. Voor het laatst maart vorig jaar met zijn prachtige albums ‘Path of Seven Colors’ van zijn band We All Break en ‘Interpret it Well’ van zijn kwartet dat hij met pianist Craig Taborn vormt. Op ‘Laugh Ash‘, Smith’s nieuwste album bij Pyroclastic Records horen we hem echter in een geheel andere samenstelling, waarover later meer. Verder hier aandacht voor twee andere albums waarop Smith te horen is: het bij Playscape Recordings verschenen ‘Ancestral Numbers I’ van saxofonist Jason Robinson en het bij Intakt Records verschenen ‘Candid’ van saxofonist Tim Berne’s kwintet Sunny Five.
Was ‘Path of Seven Colors’ – Overigens met belangrijke rollen voor pianist Matt Mitchell en saxofonist Miguel Zenón die hier ook de afgelopen dagen uitgebreid aan bod kwamen – al een album waarin Smith zijn grensoverschrijdende kwaliteiten liet horen, op dit nieuwe ‘Laugh Ash’ is dat helemaal het geval. Zijn veelzijdige achtergrond, zowel in jazz, rock als hedendaags gecomponeerd komt hier onmiskenbaar samen, al was het maar in de bezetting, bestaande uit vocaliste Shara Lunon, die ook de elektronica voor haar rekening neemt, Anna Webber op fluiten, Oscar Noriega op klarinetten, James Brandon Lewis op tenorsax en Nate Wooley op trompet. Verder hebben we een strijktrio bestaande uit violiste Jennifer Choi, altvioliste Kyle Armbrust en cellist Michael Nicolas en tot slot horen we Shahzad Ismaily op bas en keyboards. Direct al in opener ‘Minimalism’ valt die veelzijdigheid op. Het stuk klinkt heel kort als typisch bigband, maar verraadt al snel de invloed van minimal music in de straffe, dwingende ritmiek, dat terwijl de vocalen van Lunon weer op de invloed van rap wijzen. ‘Remote Convivial’ sluit dan weer enerzijds aan bij de avant-garde jazz en anderzijds bij de progressieve rock, overigens met een krachtige en tegelijkertijd ontwapenende solo van Lewis. Dat terwijl we verderop duidelijk invloeden van de hedendaags gecomponeerde muziek gewaar worden. Hetzelfde geldt voor het eerste deel van ‘Sweatered Webs (Hey Mom)’ dat zich verderop ontwikkelt tot een dampend en overkokend jazzmengsel, met dank aan Lewis en Ismaily. Bijzonder is ook zeker ‘Shaken, Stirred Silence’, waarin experimentele elektronica vermengd wordt met hedendaagse kamermuziek, aangelengd met een flinke scheut pop. Het kan nog gekker: in ‘The Most Fucked’ horen we pure experimentele elektronica, wel ritmisch, Smith blijft tenslotte een drummer. ‘Disco Inferred’ past weer meer in de avant-garde jazzscene, met een aantal prachtige momenten van onder andere Wooley en Choi.
Een behoorlijk experimenteel album dus, in een overvloed aan muzikale stijlen, al voelt het nergens als onevenwichtig of onnodig complex. Maar dat het niet iedere jazzliefhebber aan zal spreken, is wel duidelijk. Wie Smith liever gewoon als drummer hoort, kan dan ook beter uitwijken naar Robinsons zeer persoonlijke album ‘Ancestral Numbers I’. “I’m fascinated by the way that we sonify stories in the jazz tradition,” zegt Robinson over het persoonlijke element van zijn album: “To paraphrase Charlie Parker: if you don’t live an experience, it won’t come out of your horn. So it felt like a natural turn to take all of the storytelling approaches that I’ve been working on over the years and think about ancestry through that lens.” Heel concreet kwam dit album tot stand na het overlijden van zijn oma van moederskant: Ruby Annette Kilburgy. Wat dit extra bijzonder maakt is dat zowel de oma als de moeder van Robinson pas zeventien waren toen ze hun eerste kind kregen: “My grandmother was 34 when I was born, growing up it felt kind of odd to have a mom that was so young, just starting her adult life. But at this age I realize how special that was. My grandmother’s passing was the instigator for turning my imaginative musical attention toward the idea of ancestry – to my ancestors in particular. The project isn’t really about interpreting the sounds of my ancestors. It’s more about making music for them.” Robinson doet dat niet alleen, hij zich laat vergezellen door trombonist Michael Dessen en een ritmesectie bestaande uit pianist Joshua White, bassist Drew Gress – die we ook eerder in deze serie rondom drummers tegenkwamen bij Phil Haynes – en natuurlijk Smith. De bezetting op ‘Ancestral Numbers 1’ mag dan slechts uit twee blazers bestaan, opener ‘Second House’ klinkt alsof we met een bigband van doen hebben. Een mooie combi overigens, die van saxofoon en trombone. Een album over een familie, zeker een Amerikaanse familie, kan niet zonder aandacht voor het thema migratie. Zo staat Robinson in de ballade ‘Malachi’ stil bij een voorouder van moederskant die door het Amerikaanse zuiden trok, met onder andere een zeer muzikale bijdrage van Gress en aan het eind een overdonderende solo van Robinson zelf en staat hij in ‘Remembering Water’, overigens weer met prachtige bijdrages van zowel Robinson als Gress en ‘Vestibule’ stil bij Ellis Island, de plek bij New York waar de migranten vanuit Europa aankwamen, zoals zijn overgrootvader die uit Portugal kwam. Het komt als het ware allemaal samen in ‘Roots and Routes’, met onder andere een bijzondere bijdrage van Robinson op fluit en en mooi slagwerk van Smith.
Sunny Five bestaat naast Berne en Smith uit twee gitaristen, Marc Ducret en David Thorn en de bassist Devin Hoff. Voorwaar een bijzondere bezetting. Voeg daarbij dat alleen Berne en Smith te horen zijn op een akoestisch instrument, waarbij die laatste ook tekent voor de elektronica en u weet al ongeveer welke richting de muziek op gaat. Ook dit kwintet schuwt het experiment dan ook geenszins. Berne’s repetitieve bijdrage in opener ‘Piper’ valt tussen al het muzikale geweld dan ook enigszins uit de toon. Het zijn met name Ducret en Thorn die hier de zaak danig ontregelen, ondersteund door een massieve onderlaag van Hoff en Smith. Kortom dit is op sommige momenten eerder postrock dan jazz. Het is aansluitend in ‘Scratch’ de disruptieve elektronica van Smith die ondersteuning biedt aan Berne’s verhoudingsgewijs melodieuze solo, aanvankelijk melodieus, want verderop belanden we onmiskenbaar in een overdonderende draaikolk van klanken, zich mede uitend in een krachtige drumsolo van Smith. Mooi gitaargeweld in ‘Craw’, een stuk dat meer nog dan de andere drie stukken aansluit bij de experimentele rock. Verreweg het langste stuk is het ruim een half uur durende ‘Floored’, waarin we dit kwintet wederom in de overdrive horen, maar dat ook een paar bijzonder ingetogen momenten bevat. Prachtig hier die uitzonderlijk hoge, snerpende klank van Berne, te midden van de klanknevels die zijn kompanen creëren.
Alle albums zijn (deels) te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: