Door me te verdiepen in het werk van drummer en componist Phil Haynes, eerder stond ik stil bij zijn boek ‘Chasing the Masters’ en het derde album van zijn trio No Fast Food, begint het me steeds meer te verbazen dat de man hier nagenoeg onbekend is. Hij trad nooit op in het Bimhuis en ook nooit op ons meest prestigieuze jazzfestival: North Sea Jazz. Luister zijn muziek en u zult ongetwijfeld net zo verbaasd zijn als ik. Want niet alleen hebben we te maken met een uitstekend musicus en componist, Haynes weet ook nog eens te verrassen met meer dan bijzondere bezettingen, bijvoorbeeld met die van zijn kwintet 4 Horns & What?, bestaande uit twee koperblazers, twee rietblazers en een drummer. Ik kwam het niet eerder tegen. De twee albums die hij uitbracht, het uit 1989 stammende ‘4 Horns & What’ en het van twee jaar later daterende ‘4 Horn Lore’ werden onlangs opnieuw uitgebracht, op Haynes eigen CornerStoneJazz, onder de titel ‘The Complete American Recordings’, aangevuld met nooit eerder verschenen live opnames uit 1995.
Het vaste personeel bestond naast Haynes uit trompettist Paul Smoker en Andy Laster op fluit, altsax en baritonsax. Op het eerste album horen we verder Ellery Eskelin op tenorsax en Joe Daley op ‘low brass’. Ze maken direct in ‘A’lil Iowa Get-Down’ het nodige kabaal, opgezweept door Haynes slagwerk. Ritmisch, maar dan wel op een gemankeerde, dwarse wijze. Een soort roeien tegen de stroom in zeg maar. Met de term ‘onstuimig’ druk ik me nog zacht uit. Maar wat een energie, wat een drive zit er in dit spel! ‘El Smoke’ is aansluitend een speelse conversatie, met humor – neem alleen al dat spel van Laster op de baritonsax – wederom uitmondend in een onverwoestbare drive. Meer nog dan op ‘CODA(s)’ dat hier gisteren voorbij kwam, horen we hier Haynes als de uitstekende en bijzonder creatieve drummer die hij is, bijvoorbeeld in dat mooie duet met Smoker in ‘Point Period’ en de wijze waarop ze hier elkaar tot grote hoogte stuwen en in die voortreffelijke solo verderop. Een album ook van uitersten, waarin de creatieve uitbarstingen van ‘Point Period’ zich prima verhouden tot de fragiele klanken aan het begin van ‘Amospheres’, met dank aan Lasters fluitspel en tot dat prachtige, ontroerende spel van Laster op altsax in ‘Alone’. De invloed van de traditie horen we ook zeker op dit album terug, de ritmiek op ‘Corner Store Street’, mooi die lage noten van Daley, herinnert in alles aan de parades waar New Orleans zo bekend om is.
‘4 Horn Lore’, stammend uit 1991, heeft nagenoeg dezelfde bezetting, alleen wordt Joe Daley vervangen door trompettist Clarence ‘Herb’ Robertson. Direct al in opener ‘Hollow for Horns’ horen we de kracht van deze bezetting, prachtig de klankkleuren van die vier blazers die elkaar hier, bescheiden begeleid door Haynes, naar de kroon steken. En dan dat duet van Smoker met Haynes in ‘Out of the Bowels-OTB’, dat hierop volgt, vol jeu de vivre. Al even bijzonder is die samenwerking in het langzame ‘Sweep’, schitterend hoe de blazers hier de balans vinden tussen de door Haynes gegeven melodie en hun eigen improvisatietalent. Met ‘Some Sick Slick’ belanden we andermaal in een boeiende conversatie tussen die blazers, zie Haynes hier maar als moderator die het maar half lukt om het geheel enigszins in goede banen te leiden. Eskelin speelt een hoofdrol in het boeiende, mooi stugge ‘Where Now?’, inderdaad, net of hij aan het zoeken is. Met ‘Adrienne’s Jazzmarchrag’ krijgen we exact wat de titel belooft, helemaal in de stijl van New Orleans, maar dan wel op zijn Haynes!
Het tekent Haynes dat hij zichzelf bedoelde met het ‘What?’ in de naam van dit kwintet, aanduidend dat het primair gaat om die vier blazers en dat zijn rol er één is van het neerzetten van de basisstructuur, kansen bieden en zien en ondersteunen waar nodig. Of zoals hij zelf schreef in de tekst bij het eerste album: “After more than a year of struggling with my puzzle, the prospect of combining two brass players with two saxophonists and drums became an intriguing, irresistible solution…To achieve such focus, 4 Horns & What? uses the African conception of direct conversational interplay between rhythm and melody. By excluding other rhythm section players, the intimacy of drum/horn dialogue becomes the norm. Each musician has the freedom to realize a compositions’ harmonic structure in their own way, simultaneously with the other player’s conceptions”. Een prachtig voorbeeld van zo’n dialoog is die tussen Smoker en Haynes in het afsluitende ‘Eclipse’.
De derde Cd bevat opnames gemaakt in 1995 tijdens het openingsconcert van een serie ‘Alternative Jazz’ door de Brooklyn Academy of Music (B.A.M.). Ook hier is de bezetting net weer even anders: John Tchicai vervangt Eskelin. We horen een aantal stukken die we ook terug vinden op de beide studio albums, maar zoals dat gaat met dit soort muziek, klinken beide versies natuurlijk weer geheel anders. al was het maar omdat stukken live, neem als voorbeeld opener ‘Holler4Horns’ en ‘A Little Iowa Get-Down’ zo maar ineens de helft langer duren. De opnames zijn wat minder goed, maar alleszins acceptabel, het enthousiasme van live spelen compenseert een hoop, zich allereerst uitend in dat duet tussen Tchicai en Haynes in dat eerste stuk. En dan die solo van Smoker in dat tweede stuk, de staat waar Smoker overigens vandaan kwam, gewoonweg groots! Het applaus dat aansluitend losbarst is volledig terecht. Dit album bevat met het vrij ingetogen ‘Saeta’ ook een heel mooi voorbeeld van dat harmonisch evenwicht, waar Haynes het hierboven over heeft en van die relatie tussen de blazers onderling en van de blazers met de drummer. Na twee boeiende en vrij rustige stukken die we niet op de twee andere albums vinden, ‘West Virginian Blues’ en ‘Waltz for Gerry (Last Dance)’, die laatste met een glansrol voor Laster, eindigt ook deze Cd met ‘Eclipse’, alleen ook nu in een wat langere versie.
Het album is te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: