Georg Friedrich Haas – 11.000 Saiten (Concert Recensie)

Westergasfabriek (Holland Festival), Amsterdam – 22 juni 2024

Foto’s: Luz Soria

De oorsprong van het zeer bijzondere ‘11.000 Saiten’ van Georg Friedrich Haas ligt bij het bezoek dat Peter Paul Kainrath, de intendant van het fameuze Klangforum Wien enige jaren gelden bracht aan de pianofabriek van Hailun in China. Iedere nieuwe piano wordt daar machinaal vierentwintig uur bespeeld. voordat hij de deur uit gaat. Kainrath hoorde honderd piano’s tegelijk spelen en dacht aan Haas’ voorliefde voor microtonaliteit. Het leidde tot een opdracht voor een stuk voor vijftig piano’s, ofwel 11.000 snaren en ensemble. In augustus 2023 ging het stuk in première in Bolzano en vandaag klonk het twee keer in de gashouder, als onderdeel van het Holland Festival.

Een gebeurtenis van formaat, deze samenwerking tussen Klangforum Wien en studenten van diverse Nederlands conservatoria, waar haal je anders vijftig pianisten vandaan, iets wat het Festival de laatste jaren vaker deed, bijvoorbeeld met de productie ‘Aus Licht’ uit 2019. De piano’s, onderling net even anders gestemd, met intervallen van 1/50 van een halve toon, staan in een cirkel opgesteld in de ronde gashouder, de overige musici zitten ervoor. Wij als luisteraars zitten in het midden, aldus omringd door musici en dus door Haas’ klankwereld. Haas’ bijzondere klankwereld, want wie het werk van deze componist, één van de meest belangwekkende van dit moment, kent, weet dat hij als geen ander met louter akoestische instrumenten en de akoestiek van de ruimte wonderbaarlijke zaken van elkaar weet te krijgen. Als luisteraar zit je je dan ook continu af te vragen hoe hij het van elkaar krijgt, dat mengen van muzikale kleuren.

Zo ingetogen, bijna romantisch als het helemaal in het begin klinkt, beginnend met de harp, gevolgd door een verfijnd klankweefsel van de blazers, zo overdonderend gaat het er op menig moment verderop in dit stuk aan toe. Loodzware, inktzwarte klankwolken trekken door de gashouder, we horen het in Keulen donderen. De spanning neemt toe, een wurgende dramatiek. En dan kan ineens zo maar de zon weer doorbreken, horen we liefelijke klanken van de piano’s, of van de strijkers. Tot de hemel weer betrekt en we wederom in een tumultueuze draaikolk belanden. Opvallend percussief spel van de piano’s horen we dan, aangevuld met veel slagwerk, menig blazer en snarenbespeler stapt hier voor even op over. Op andere momenten valt de duistere drone op, bastrombone, baritonsax en fagot komen in beeld.

Een bijzonder moment treffen we aan op driekwart, als de piano’s ineens akkoorden beginnen te spelen, eerst een paar, dan allemaal en niet synchroon. Leidend tot een kakafonie aan klanken, een opvallend abstract klankcollage. Naar het einde toe, neemt ook de dynamiek toe. Uiteindelijk culminerend in een oorverdovend onweer, als alle vijftig pianisten vol gas uitbundig over het klavier razen, ondersteund door de blazers, strijkers en het slagwerk. Het komt en verdwijnt weer in golven, tot ook de laatste klanken zijn weggeëbd. Het duurt even voor het applaus losbarst: aan alles is te merken dat we ons als publiek na deze overdonderende ervaring even moeten herpakken.