Zoals beloofd hier nog twee keer het saxofoonkwartet. Het Amerikaanse TTF Saxophone Quartet nam onder de titel ‘Dances and Declamations’ een gevarieerd album op voor Ravello Records met werken van één levende componist, Clarence Barber en van drie componisten die inmiddels zijn overleden: Lawson Lunde, Edward Everett Gates en Richard Lane en vulde dat aan met renaissance composities in een arrangement van Paul Cohen, initiatiefnemer en lid van dit kwartet. Van een geheel andere orde is het door Kairos uitgebrachte ‘Khôra’, een cyclus voor saxofoonkwartet van de Spaanse componist José M. Sánchez-Verdú en gespeeld door het SIGMA Project, aangevuld met Iñaki Alberdi op een microtonale accordeon.
‘Dances and Declamations’ begint met de ‘Bagatelles’ van Barber. Al spoedig blijkt dat deze componist niet alleen in de titel teruggrijpt naar de klassieken, dat doet hij ook middels zijn muziek: klassiek en modern tegelijk. Ook de in 2019 overleden Lunde sluit in zijn ‘Suite’ naadloos aan bij het verleden. Zelf zei hij over dit stuk: “It was the first of a number of saxophone compositions of mine. Dr. Leeson (die toen werkte aan de Northwestern University en daar een saxofoonkwartet had opgericht) was very enthusiastic about it and urged me to continue to write saxophone music. The first ideas that I had for the entire suite were very modal in nature and the end result was a work which is, for me, uncharacteristically modal.” Het stuk bestaat uit vijf uiterst korte delen waarvan de structuur duidelijk is terug te voeren tot dansen uit de renaissance / barok. Everett Gates schreef ‘Foursome’ in 1957. Het is een speels en afwisselend stuk, waarin we ook duidelijk invloeden horen uit de vroege jazz, folk en de musical traditie. ‘Quartet (for Saxophones) van Lane voldoet aan dezelfde criteria. Dat vermengen van stijlen is overigens iets wat we vaker terughoren bij Amerikaanse componisten uit die jaren, denk maar aan de muziek van George Gershwin en Leonard Bernstein, die zich beiden ook lieten beïnvloeden door populaire muziek. Zo sterk als die scheiding in Europa lange tijd was, zo scherp was die aan de overkant van de plas duidelijk niet. Het is iets waar ook dit album duidelijk van getuigt.
Strikt genomen is ‘Khôra’ geen stuk voor een saxofoonkwartet. In deze uit negen delen bestaande cyclus waarin Sánchez-Verdú het begrip ruimte in muziek tracht te vangen, vinden we iedere keer een andere combinatie van maximaal vier saxofoons, maar regelmatig ook minder en dan soms ook nog in combinatie met die accordeon, in de delen vijf, zes en negen. En zoals gezegd, maar wie het Oostenrijkse Kairos kent, staat daar niet verbaasd van, dit is totaal andere muziek. Allereerst door de wijze waarop de instrumenten worden bespeeld. Zo ‘mooi’ als die klinken op ‘Dances and Declamations’, zo experimenteel klinken ze hier. De twee sopraansaxofoons in het eerste deel produceren de nodige valse lucht en de twee bassaxofoons, zelden te horen, zoeken eveneens nieuwe wegen. Maar wat een feest aan klankkleuren, we horen die sopranen hoog piepen en die bassen diep grommen, associaties te over. In het tweede deel horen we twee sopraansaxen, het doet exotisch aan en mooi zoals dit stuk staccato eindigt.
En ik zou zeggen ‘ruimte’ vangen in muziek, dat lukt nooit. En toch, uitleggen kan ik het niet, maar Sánchez-Verdú slaagt wat mij betreft in zijn opzet. Beluister alleen dat derde deel, wederom voor twee sopranen en twee bassen en u zult het met mij eens zijn. Het vierde deel, ‘Transitus’ geheten, is voor een solo bassaxofoon en ook hier bakent de componist zijn speelveld op mooie wijze af. Het is ook vaak buitengewoon spannende muziek, zoals bijvoorbeeld blijkt uit ‘Khôra III’, waarin we voor de eerste keer ook die microtonale accordeon horen. Bijzonder tot slot is ook ‘Transitus II’, al even spannend en opwindend.