Algemeen worden Steve Reich, Philip Glass en Terry Riley gezien als de drie belangrijkste componisten binnen wat we minimal music zijn gaan noemen, of wellicht is minimalisme een betere term. Over die classificatie valt natuurlijk te twisten, al was het maar om dat het weer eens drie blanke mannen zijn – waarbij iemand als Julius Eastman buiten de boot valt – terwijl er ook invloedrijke vrouwelijke componisten waren en zijn, denk maar aan Meredith Monk, Pauline Oliveros en Annea Lockwood. Maar goed, dat doet natuurlijk niets af aan de kwaliteit van hun muziek. Het Belgische BL!INDMAN, met artistiek leider en saxofonist Eric Sleichim eert in ieder geval op de bij Warner Classics verschenen driedubbel Cd ‘Icons’ deze drie componisten met per componist een Cd.
Te beginnen met de in 1936 geboren Steve Reich. Zijn eerste compositie ‘It’s Gonna Rain’ stamt uit 1965, de man is dus inmiddels zo’n zestig jaar actief, iets dat ook geldt voor Riley, geboren in 1935 en Glass, gebboren in 1937. De Cd begint echter met een veel recenter stuk, het uit 1994 stammende ‘Nagoya Marimbas’ voor twee marimba’s, waarin door de instrumentatie die voor minimal music zo kenmerkende ritmiek perfect tot uiting komt. Dat is in het tien jaar geleden gecomponeerde ‘Cello Counterpoint’, voor acht cello’s natuurlijk wat minder eenduidig, hier valt op dat Reich’ muziek naast ritmisch zeker ook melodieus is, iets wat we met name opmerken in het relatief rustige middendeel. Reich heeft de gewoonte om meerdere versies van één en dezelfde compositie te maken, bijvoorbeeld van het uit 1985 stammende ‘New York Counterpoint’, één van zijn bekendste werken. Op dit album vinden we de versie voor twaalf saxofoons. En het is prachtig om te horen hoe Reich met dit aantal instrumenten een kleurrijk klankmozaiek creëert, de uitvoering kan gerust een indrukwekkende prestatie van dit collectief worden genoemd. ‘Triple Quartet’ uit 1998 mag zowel uitgevoerd worden door één strijkkwartet live en twee partijen op tape, als door drie strijkkwartetten, iets waar BL!NDMAN voor kiest. Bjzonder, want deze versie wordt niet vaak gespeeld. De eerste Cd sluit af met één van de meest beroemde en boeiendste stukken van Reich: ‘Electric Counterpoint’ uit 1987, in de versie voor 13 gitaren en 2 basgitaren, die natuurlijk ook nooit gespeeld wordt.
Het grote voordeel van dit ensemble is dat het zowel uit blazers en strijkers bestaat, als uit percussionisten, een ideale combinatie voor dit prachtige en bijzonder veelzijdige driedubbelalbum. We hoorden alle geledingen reeds op de eerste Cd, gewijd aan Reich, maar worden hier ook deelgenoot van op de tweede, gewijd aan de muziek van Glass. Het ensemble koos voor dit album louter voor vroege stukken, niet zo vreemd, want dat is verreweg zijn beste werk. Dus beginnen we met ‘Music in Fifths’ uit 1969 Hier hoor je direct het verschil tusssen de muziek van Reich en die van Glass. Bij die laatste zijn de klanken veel meer met elkaar verweven tot een onlosmakelijke structuur. Een structuur die zo geleidelijk verandert dat je het als luisteraar amper doorhebt. Uit hetzelfde jaar stammen ‘Music in Contrary Motion’ en ‘Music in Simular Motion’ waarin het bovenstaande wellicht nog beter te horen is. Het laatste stuk van Glass stamt van een jaar later: ‘Music with Changing Parts’.
Drones, een ander kenmerk van het minimalisme, vinden we niet bij Reich en Glass, maar wel bij Riley. Bijvoorbeeld in het bijzonder stemmige ‘The Tuning Path’ uit 1987, gecomponeerd voor een saxofoonkwartet, maar ook in het veel bekendere ‘Poppy Nogood and the Phantom Band’ waarin we Sleichim solo horen op sopraansax, aangevuld met een aantal digitaal vastgelegde partijen. Tot slot klinkt op deze schijf de wellicht beroemdste compositie uit die beginjaren van het minimalisme: Riley’s uit 1964 stammend ‘In C’. Een stuk dat opvallend veel vrijheid geeft aan de uitvoerders, geen versie is dan ook hetzelfde. Maar welke uitvoering je ook beluisterd en deze vormt daar geen uitzondering op, altijd weet Riley je weer mee te slepen in zijn stuwende klankwereld.