Als laatste van deze serie rondom strijkkwartetten besteed ik aandacht aan de vier kwartetten van de Poolse componist Krzysztof Penderecki, die enige tijd geleden alweer werden uitgebracht bij Capriccio in een uitvoering van het Meccore String Quartet, die ook zijn strijktrio en kwartet voor strijktrio en klarinet, Jan Jakub Bokun, opnamen. Verder komt het Armida Quartett aan bod. Zij namen samen met klarinettist Kilian Herold de klarinetkwintetten op van Max Reger en Johanna Senfter. Het album werd uitgebracht door het eigen label van de Südwestrundfunk, de SWR.
Penderecki schreef zijn strijkkwartetten over een periode van meer dan een halve eeuw. De eerste in 1960 en de laatste in 2016. Lang zijn ze niet, de derde duurt iets meer dan achttien minuten, maar de andere drie halen de tien minuten niet eens. Maar wat een kracht en energie ontketent de componist in die luttele minuten! Neem die eerste met dat opvallend percussieve spel, ritmisch, maar dan wel op vrij abstracte wijze. Plukkend, ploppend en afwisselend met scherpe of stroeve strijkbewegingen werkt het kwartet zich door de noten. Maar geen melodie te bekennen. Dat is in de tweede, van acht jaar later, al niet veel anders. Al is dit wel een wat minder extreem kwartet. Wat hier echter vooral opvalt, is het grote verschil in dynamiek. De klank is vaak fluisterzacht, maar soms horen we evengoed vrij heftige uitbarstingen. En ook hier speelt de percussieve klank een grote rol. Het derde kwartet schreef Penderecki bijna dertig jaar (!) later, in 2008 en klinkt totaal anders. Ook hier overheerst aanvankelijk het ritme, maar dit jagende ritme klinkt veel strakker. Verder horen we hier wel degelijk een melodie, een vrij melancholieke zelfs. Zo abstract als die eerste twee klinken, zo melodieus gaat het er hier aan toe. Dit doet eerder denken aan de muziek van Dmitri Sjostakovotsj dan aan die van Penderecki. Het vierde kwartet begint met een innemend melodisch patroon in het ‘Andante’, prachtig gespeeld door de altviool. Het tweede deel, ‘Vivo’ valt aansluitend vooral op door het dansbare karakter.
Het strijktrio en het klarinetkwartet vallen qua tijd tussen het tweede en derde strijkkwartet in. Het trio is uit 1990, met een revisie een jaar later, het klarinetkwartet is uit 1993. Het trio start met een uitgebreide cellosolo, waarna de andere twee instrumenten zich erbij voegen, een vrij grillige melodie volgt. Het is allereerst de klarinet die we horen in het klarinetkwartet, met een soepele en innemende melodie, waarna de strijkers volgen in het behoedzame ‘Notturno’. Vaart krijgt de compositie in het tweede deel, het ‘Scherzo’. Ritmische strijkers en een opgewonden klinkende klarinet. Uitgesproken romantisch klinken het korte derde deel, ‘Serenade’, met de klarinet vooral in het lage register en het vierde deel: ‘Abschied’.
Johanna Senfter, tot vandaag een voor mij totaal onbekende componiste, nam in 1908 compositieles van Max Reger, het verklaart waarom we deze twee klarinetkwintetten op dit album vinden. En hoewel Senfter uiteindelijk zo’n honderdvijftig stukken zou componeren, waaronder een aantal symfonieën, raakte haar werk in de vergetelheid, in tegenstelling tot dat van Reger, die nog altijd geldt als één van de meest bekende componisten uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Zo ging het kwartet van Reger in 1915, een jaar voor zijn dood in première, dat van Senfter pas in 1991! Het laat maar weer eens zien dat vrouwelijke componisten altijd zijn ondergewaardeerd. Dus mooi om die twee nu eens samen te horen en te zien hoe terecht dat verschil in roem dan wel is. Dat kwartet van Reger bestaat uit vier delen. We vangen aan met een romantische melodie in het ‘Moderatio ed amibele’. Het ‘Vivace’ klinkt vlotter, de klarinet neemt de leiding met enthousiaste uitweidingen, waarna de rust weer terugkeert in het ‘Largo’, een mooi intiem deel. Een stuk levendiger klinkt het slotdeel: ‘Poco allegretto’. En met een prachtige integratie tussen klarinet en strijkers.
De twee kwintetten hebben veel gemeen, Senfter heeft duidelijk veel opgestoken bij Reger. Haar driedelige stuk vangt aan met een levendige melodie, ‘Munter’ heet het deel dan ook. Een krachtige melodie wordt hier ontvouwd. Het tweede deel is ‘Langsam’, maar toch niet zo langzaam als bij Reger, eerder gracieus meeslepend. Het derde deel kreeg als speelaanwijzing ‘Lustig, nicht zu schnell’ mee. Daar houden deze musici zich aan, het klinkt vlot, maar niet te vlot, maar wel uiterst levendig. Een deel korter dan dat van Reger, maar verder doet dit klarinetkwintet er zeker niet voor onder. Senfter verdient het duidelijk om meer gespeeld te worden en dan niet alleen bij onze oosterburen.