De Oostenrijkse componist Thomas Larcher was lange tijd vooral bekend als pianist, stukken spelend van hedendaagse componisten als Heinz Holliger, Olga Neuwirth, Isabel Mundry en Johannes Maria Staud en samenwerkend met dirigenten als Claudio Abbado, Pierre Boulez, Dennis Russell Davies en Franz Welser-Möst. In 1994 was hij tevens de oprichter van het festival Klangspuren in Tirol, dat hij tot 2003 leidde. De laatste twee decennia is hij vooral bekend geworden in de rol van componist, een imposant oeuvre creërend. Op het onlangs bij ECM Records verschenen ‘The Living Mountain’ vinden we drie vrij recente voorbeelden van wat deze man in zijn mars heeft. Het titelstuk schreef hij voor sopraan en ensemble; ‘Ouroboros’ voor cello en kamerorkest en ‘Unerzählt’ voor bariton en piano.
‘The Living Moutain’, gecomponeerd in 2019-20 is voor de bezetting van sopraan, Sarah Aristidou; cello, Alisa Weilerstein; accordeon, Luka Juhart en piano, Aaron Pilsen, aangevuld met een kamerorkest, hier het Münchener Kammerorchester, onder leiding van Clemens Schuldt. De teksten zijn van Nan Shepherd en handelen, zoals de titel aangeeft, over de avonturen van de schrijfster in de bergen. Na een kort percussief intro horen we Aristidou, te midden van diezelfde opwindende percussie. Boven gekomen “the world seems to fall away all around” horen we haar zingen, omgeven door transparant orkestspel, verderop uitlopend in dreigende klanken. Bijzonder weinig begeleiding krijgt Aristidou in “in september dawns I hardly breathe”, pas verderop worden we in het orkest de spanning gewaar. In het vijfde deel verhaalt de verteller over een ontmoeting met een uil, midden in de nacht en ook hier horen we aanvankelijk contemplatieve klanknevels, verderop gevolgd door beduidend meer dynamiek. We eindigen met sneeuw en mist.
In ‘Ouroboros’ uit 2015, horen we eveneens Weilerstein, Pilsen en de Münchener Kammerorchester, onder leiding van Schuldt. En ook in dit stuk valt op hoe Larcher spanning in zijn muziek creëert. Ook hier vangen we aan met contemplatieve klanknevels, om verderop te belanden in een vrij hectische frase, met wild, ritmisch spel op de cello, heftig slagwerk en hectische bewegingen van de strijkers. En heel bijzonder: die verstilde cello solo verderop in dit eerste deel, het ‘Allegretto’. Eenzelfde intensiteit vinden we in het ‘Adagio ma non troppo’. En let hier vooral op de wijze waarop de piano, met slechts spaarzame noten, de cello begeleidt. De liederencyclus ‘Unerzählt’, op poëtische teksten van W.G. Sebald stamt uit dezelfde tijd als ‘The Living Mountain’. We horen hier de bariton André Schuen, met de pianist Daniel Heide. Het zijn allemaal vrij korte stukken, waarvan er slechts één langer is dan drie minuten, waarin Larcher met weinig middelen veel weet te bereiken. Het zijn ook aparte teksten, zoals deze: “Die roten Flacken auf dem Planeten Jupiter sind drei hundert Jahre alte Orkane”, met ritmisch gehamer op de toetsen om “drei hundert Jahre” kracht bij te zetten. Bijzonder is ook ‘Am 8. Mai 1927’ vanwege de klankstormen aan het begin en einde en de slepende zang van Schuen. Spannend en ritmisch pianospel ook in “Zuletzt werden bloss soviel uberbleiben als herumsitzen können um eine Trommel”.