Met ‘Listening after Nature’, verschenen bij Bloomsbury Academic, schreef Mark Peter Wright, zelf actief in het maken van veldopnames, maar ook werkzaam als onderzoeker bij de Londense University of Arts, een bijzonder boeiend, maar ook kritisch boek over het begrip ‘veldopnames’. Het is geen boek over de geschiedenis van dit genre, nog is het een overzicht van musici en kunstenaars actief binnen deze niche, maar veeleer een reflectie op deze kunstvorm en de aannames die we hierbij, vaak automatisch, maken. Zo streeft zo ongeveer iedere maker van veldopnames ernaar om letterlijk zelf zo veel mogelijk buiten beeld te blijven, een streven waar Wright zich zeer kritisch op betoont, net als op de zoektocht naar ongerepte natuur, die immers bij het betreden al niet meer ongerept is. ‘Listening after Nature’ is met andere woorden een sterk filosofisch boek, met gelukkig ook een aantal boeiende zelfreflecties, die maker en luisteraar beslist aan het denken zetten en veel voorbeelden uit de praktijk.
Het boek heeft als ondertitel ‘Field Recording, Ecology, Critical Practice’, waarmee Wright goed duidelijk maakt wat er in zijn boek aan bod komt, verdeeld over vier hoofdstukken en een conclusie. In het eerste hoofdstuk staat hij met name stil bij die veldopnames en het feit dat deze natuurlijk nooit waardevrij zijn. Of de persoon die de opnames maakt nu wel of niet zelf aanwezig wil zijn, aanwezig is hij altijd. Hij maakt immers de opnames en heeft dus vooraf keuzes gemaakt. Eén kopje heeft dan de zeer toepasselijke titel ‘What Am I Not Hearing?’ Iedere keuze betekent een selectie en wat wij als luisteraar horen is dus net zo veelzeggend als wat wij niet horen, wat degene die de opnames maakte niet belangrijk genoeg vond. Een interessant gegeven wat je als lezer en luisteraar aan het denken zet en je anders naar veldopnames laat luisteren. In dit verband introduceert Wright ‘The Noisy-Nonself’, een aan de filosofe Donna Haraway ontleend begrip. Op bladzijde 91 zegt hij hierover: “We must remember the Noisy-Nonself lingers in the studio, a field equivalent to the field. It is a space in which the decision-making process, to lesser and greater degrees, become apparent, amplifying issues of autorship among the construction of place”. Is dat te voorkomen? Nee, vanzelfsprekend is dat onmogelijk. Wat echter wel kan en dat is waar Wright in zijn boek voor pleit, is voor meer bewustzijn bij de kunstenaar dat hij een meer dan belangrijke actor is in het geheel en dat dus ook in dit kader objectiviteit slechts een illusie is. De implicaties van deze stelling worden nog pregnanter als we met dit in gedachten kijken naar historische veldopnames, bijvoorbeeld vanuit de antropologie, maar ook naar opnames gemaakt in de natuur. Opnames die maar al te vaak exotisch aan moeten doen, maar vanuit wiens perspectief exotisch? Als leden van de inheemse volkeren waar we opnames van hebben in staat waren geweest om hetzelfde te doen als wij westerlingen, zouden ze dan dezelfde opnames gemaakt hebben? Het antwoord hoef ik waarschijnlijk niet te geven.
Met andere woorden, zoals Wright ook in het tweede hoofdstuk beschrijft, cultuur speelt een allesbepalende rol in hoe opnames tot stand kwamen en komen. In wat belangrijk wordt gevonden door de kunstenaar en met ons luisteraars wordt gedeeld, maar ook wat wij als luisteraars appreciëren. Of zoals Wright in de inleiding stelt: “Hunting and predation shadow an ongoing discussion of agency and consent, between humans, microphones and nonhumans”. In dat verband moeten we ook de term ‘Listening-with’ zien, iets wat we als ‘actief luisteren’ kunnen vertalen. En dan actief in de zin van kritisch, wat hoor ik hier nu precies? Waarom hoor ik dit? Welke keuzes maakte de kunstenaar en waarom? En wat hoor ik allemaal niet? “It is a mode that accomodates my own present-tense descriptions of the blended sites and soundworks I listen-with, along with an appreciation that all signals, lost and found, enact responsibility in the proces of audition”. Aangezien opnames dus allesbehalve waardevrij zijn, kan de kunstenaar er ook voor kiezen om bewust een subjectieve invalshoek te kiezen. Bijvoorbeeld door milieuproblematiek aan te kaarten middels zijn opnames, waarvan Wright in het derde hoofdstuk een aantal boeiende voorbeelden bespreekt. Wrights maatschappelijke betrokkenheid gaat echter nog een stap verder. In hoofdstuk vier staat hij stil bij de techniek, de materialen verwerkt in de opnameapparatuur en de apparatuur in de studio en de ecologische voetafdruk die we ook hier weer achterlaten.
Al met al diverse boeiende standpunten die vaak meer vragen oproepen dan antwoorden bieden, maar in alle gevallen uitnodigen tot discussie. Een boek voor luisteraars, maar zeker ook voor eenieder die zelf actief is binnen deze niche.