Eergisteren stond ik stil bij ‘Tropic of Capricorn’ dat Lawrence English maakte met Werner Dafeldecker. De eerste leverde de veldopnames, de tweede verwerkte deze tot de gelijknamige compositie. Vandaag meer van Dafeldecker in de rol van componist. Allereerst is er ‘Neural’, met daarop het titelstuk voor de bijzonder combinatie van twee cello’s (we horen Nicholas Bussmann en Judith Hamann) en twee contrabassen (bespeeld door Jon Heilbron en Dafeldecker zelf) en ‘TAPE 231’ waarin we Lucio Capece horen op basklarinet, Wolfgang Seidl op gongs en Dafeldecker op elektronica. In ‘Der Krater’ is het Valerio Tricoli die zich over de elektronica ontfermt, terwijl we Dafeldecker ook hier op de contrabas horen. Beide albums verschenen bij Lawrence English’ label Room40.
Geen elektronica dus in ‘Neural’ al klinkt het stuk alsof dat wel het geval is. Maar goed, ook met twee cello’s en twee contrabassen kun je een loodzware, inktzwarte drone creëren, dat bewijst deze imposante compositie maar weer eens. Bijna een half uur duurt dit stuk, alsof er donkere, zwarte wolken vol regen voorbij trekken. Weinig kleur, weinig variatie en toch met een zekere spanning. In ‘TAPE 231’ zit meer variatie. Mooi hoe basklarinet en gong qua klank met een drone-achtige structuur in elkaars verlengde liggen. Lichte klanknevels trekken aan ons voorbij, maar nu wegebbend en weer sterker wordend, terwijl Dafeldecker met zijn elektronica hier sterk industrieel aandoende geluiden doorheen mengt. Die zo zorgvuldig opgebouwde coherentie iedere keer doorkruisend. En gaandeweg dit vrijwel even lange stuk krijgt de muziek iets ongenaakbaars, horen we het industriële ook terug in die klanknevels. Eindigen doen we deze opvallend mooie compositie met alleen die elektronisch voortgebrachte industriële geluiden.
Het uit twee delen bestaande ‘Der Krater’ lijkt wel een beetje op ‘TAPE 231’. Ook hier werkt Dafedecker met voorbij vliedende klanknevels, primair gespeeld met de contrabas, maar ook neergezet door de elektronica, in een mooie afwisseling van lage en hoge tonen. En ook hier doorsnijdt de componist zijn stuk met industrieel aandoende intervallen, die ook nu weer tot een zekere spanning leiden. En bijzonder is die frase halverwege het eerste deel, die spookachtige klanknevels hier op hun mooist. En dan die hoge, fluitende noten naar het einde, als een vlucht vogels. Zwermen vogels, terwijl we in het tweede deel zwermen insecten horen, op prachtige wijze tot bijna ritmische patronen verwerkt. Zodanig dat het, met een beetje fantasie, soms wel wat weg heeft van polyfone zang. In ieder geval net zo sereen en verstild. Halverwege brengen de twee zeer geleidelijk het volume naar beneden, tot de stilte heerst, waarna echter weer andere patronen opdoemen, minder ritmisch, abstracter, maar met diezelfde intensiteit.
Beide albums zijn te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: