De Singel, Antwerpen – 7 december 2023
Karel Goeyvaerts was zonder meer één van de belangrijkste Belgische componisten van de vorige eeuw, met een belangrijk en grensverleggend oeuvre op zijn naam. Honderd jaar geleden, op 8 juni 1923 werd hij geboren, in 1993 overleed hij, net geen zeventig jaar oud. I Solisti, onder leiding van Filip Rathé herdacht hem afgelopen donderdag met een concert in De Singel, Antwerpen, de stad waar Goeyvaerts vandaan kwam en zich innig mee verbonden voelde. Vier stukken klinken er van hem, naast stukken van Benjamin Van Esser en Tim Mulleman, die zich door het werk van de meester lieten inspireren.
Verbonden met Antwerpen, maar lange tijd, van 1958 tot 1986 woonde hij in Brussel, de liefde deed hem dat besluit nemen. De vier stukken die vanavond klinken, stammen allen uit die tijd, gecomponeerd tussen 1978 en 1984. We beginnen met ‘…Erst das Gesicht…dann die Hände…und zuletzt erst das Haar’. Een stuk voor vijf strijkers (2 violen, altviool, cello en contrabas) en vijf blazers (klarinet, basklarinet, fagot, trompet en trombone). In dit stuk valt op, wat een wezenskenmerk van Goeyvaerts muziek te noemen is: de prachtige wijze waarop hij schildert met klank. En hier in dit stuk, waarvoor Goeyvaerts de titel ontleende aan het gedicht ‘Vom ertrunkenen Mädchen’ van Bertolt Brecht, komt dat nog eens extra goed tot zijn recht. De melancholie die behoort bij het gegeven dat iedereen het verdronken meisje vergeet, zelfs God, weet hij met die lang aangehouden akkoorden, die langzaam van kleur veranderen, uitstekend te vangen. Bijzonder is ook dat contrast met die weinige, zeer nadrukkelijk gespeelde noten en de omgang met de stilte. Die melancholie zit ook in ‘Litanie I’, prachtig gespeeld door pianist Jan Michiels, een ware specialist in de hedendaagse gecomponeerde muziek. Het was Goeyvaerts’ antwoord op de Amerikaanse minimal music, aan dit genre een volledig eigen draai gevend. Een patroon in het lage register, een patroon in het hoge. Uiteindelijk valt het samen en neemt de complexiteit toe, waarna we eindigen zoals we begonnen. En wat het meeste opvalt in dit stuk is dat harde, hamerende staccato spel, de nadruk die iedere noot krijgt.
De twee overige stukken hebben de opera die Goeyvaerts aan het einde van zijn leven schreef en die hij nooit in zijn geheel zou horen, gemeen: ‘Aquarius’. Twee maanden na zijn dood, in maart 1993 ging het stuk in première. ‘De Zang van Aquarius’ zit in de eerste akte en schreef Goeyvaerts voor acht sopranen. Basklarinettist Harry Sparnaay, waar Goeyvaerts eerder muziek voor schreef, vroeg hem om een bewerking voor acht basklarinetten, een bewerking die in 1984 het licht zag en hier een gloedvolle uitvoering krijgt. Vier van de acht musici staan op de zijbalkons, vier op het podium, wat dit prachtige werk nog eens extra doet leven. Een bijzonder serene samenhang tussen de klanken en ondanks dat we hier acht keer hetzelfde instrument horen, is dit een opvallend afwisselend werk. ‘De Heilige Stad’ bestaat ook in twee versies. De versie die deel uitmaakt van de opera, voor groot orkest, acht sopranen en acht baritons en die voor kamerorkest, zonder stemmen. Het is die laatste versie die hier klinkt. Die Heilige Stad is natuurlijk Jeruzalem, al vond Goeyvaerts dat Antwerpen deze benaming eveneens verdiende en verbindt dit beeld met een harmonieuze samenleving na de Apocalyps, iets wat de katholieke Goeyvaerts na aan het hart lag, Het is een zeer harmonieus werk, met een overduidelijke structuur en hiermee ook wel wat afwijkend van de overige stukken die vanavond klinken.
Benjamin Van Esser liet zich voor ‘R. Aquarii voor basklarinet solo en electronics’ inspireren door ‘De Zang van Aquarius’. Aquarius, de Waterman neemt de elfde plaats in, in de astrologische dierenriem en Van Esser koos dan ook als basis voor zijn stuk elf motieven uit het stuk van Goeyvaerts. Door te werken met eerder opgenomen samples en live gespeelde klanken creëert Van Esser een bijzonder gevarieerd klanklandschap, vol onverwachte wendingen. De invloed van Goeyvaerts is overduidelijk, wat niet wegneemt dat Van Esser ook zeker zijn eigen stempel drukt. De afstand tussen Goeyvaerts en Tim Mulleman is groter, zo blijkt uit ‘Movement voor piano solo en ensemble’. Weliswaar nam hij ‘Litanie I’ als inspiratie, maar dat betekent geenszins dat dat voor ons één op één herkenbaar is. Wat de stukken gemeenschappelijk hebben is echter wel de hectiek, de dramatische kracht en de grote dynamische contrasten.