De Nederlandse jazz komt er op deze blog de laatste tijd wat bekaaid vanaf. Volledig onterecht, want er verschijnt genoeg moois. Nederland heeft dan ook al decennia lang een traditie hoog te houden en de diverse conservatoria spuien ieder jaar weer een nieuwe lichting goede musici uit, overigens ook steeeds vaker afkomstig uit andere delen van de wereld. Maar als ze maar lang genoeg blijven hangen en velen doen dat, worden ze vanzelf eigen. Ik maak een inhaalslag, te beginnen met drie pianisten: Ed Baatsen, Sjoerd van Eijck en Erik Verwey. Baaatsen bracht met zijn trio Kenturah’s Kitchen in eigen beheer ‘Capricious Dance’ uit, Van Eijck maakte met zijn kwartet OAK ‘Eight’ voor Zennez en Verwey realiseerde met zijn trio, aangevuld met mondharmonica speelster Hermine Deurloo ‘About a Home’ voor Integral.
Het pianotrio Kenturah’s Kitchen bestaat naast Baatsen uit bassist Han Slinger en drummer Bert Kamsteeg en het vierde album, dit ‘Capricious Dance’ ontstond in 2021 tijdens de periode van corona, met vallen en opstaan. Opvallend op het album en de opener ‘The Call’ is er al direct een mooi voorbeeld van, is de grote variatie in muzikale patronen. ‘Losing Ground’, dat Baatsen opdroeg aan zijn vriend en collega Henk de Ligt, heeft dan ook weer een geheel ander karakter. Een mooie ballade waarin we Baatsens gevoel voor timing en ritme nog beter kunnen bewonderen, mooi ook hoe verderop de spanning oploopt. Het staat niet vermeld op het hoesje van de Cd maar op ‘For Chick’, waarmee natuurlijk Chick Corea wordt bedoeld, horen we de Fender Rhodes. Baatsen citeert hier een stukje uit ‘Matrix’ van Coreas album ‘Now He Sings, How He Sobs’, waar hij aansluitend met veel schwung op varieert. Mooie rollen hier ook van Slinger en Kamsteeg die de groove perfect aanvoelen. ‘HYH’, een afkorting van ‘Hold Your Horses’, valt met name op door het eerste deel met mooi spel van Slinger, op een aangenaam ritmisch patroon van Baatsen. Als pianist ben je natuurlijk ook gevormd door de grote klassieke componisten, waarvan Edward Grieg er één was. Baatsen kiest hier voor ‘Melodie’, dat hij naar eigen zeggen als kind veel speelde, en maakt er een prachtige jazzbalade van. In het stevige titelstuk ‘Capricious Dance’ horen we andermaal de Fender Rhodes en treffen we wederom een prachtige solo aan van Slinger op contrabas.
Naar eigen zeggen ging OAk op ‘Eight’ op zoek naar een nieuw geluid, met een combinatie van oude en nieuwe invloeden. Maar laat ik eerst even de musici aan u voorstellen, trompettist Koen Smits – waarmee Van Eijck ook in Mudita speelt, samen met Sanne Rambags – bassist Nathan Wouters en drummer Willem Romers. Prima, op zoek naar een nieuw geluid. En toch hoor ik in het titelstuk ‘Eight’ diect ook al wat Van Eijck en Smits tot nu toe kenmerken: die subtiele, intieme stijl van spelen en het uitstekende vermogen om middels klank emoties in beweging te zetten, zonder dat we in sentimentaliteit vervallen. Verder getuigt dit eerste stuk van een meeslepende ritmiek en horen we zowel Van Eijck als Smits in mooie solo’s. Naar eigen zeggen hebben ze hard aan dit album gewerkt en dat is zeker te horen: de stukken zitten onwaarschijnlijk goed in elkaar. Neem die combinatie van ingetogen pianospel en slagwerk in ‘Discomposure’, waar even later Smits en Wouters zich bijvoegen, al even subtiel. Hier klinkt geen noot te veel. Een prachtige balans tussen de musici treffen we ook aan in het opvallend ritmisch stuwende ‘Without Words’, met overigens een prachtige solo van Van Eijck. Zowel door het schurende spel als de nadrukkelijke ademhaling weet Smits ‘Evenness’ tot een mooi spannend stuk om te toveren, terwijl Wouters iets soortgelijks doet aan het begin van de luisterrijke ‘Interlude nr. 1’. En zo staat dit album vol met uiterst subtiele, melodieuze stukken en getuigend van een uitstekende instrumentbeheersing en het vermogen te ontroeren. In dat kader moet ik ook nog even ‘In a-blue funk’ noemen, met name vanwege de bijdrages van Van Eijck en Smits, al laat de ritme-sectie zich hier evenmin onbetuigd en horen we wederom een prachtige solo van Wouters.
De mondharmonica, in het geval van Hermine Deurloo een chromatische, met een wat afwisselender klank, is een zeldzaamheid binnen de jazz. Hier ter lande moeten we dan natuurlijk altijd aan Toots Thielemans denken, maar de muziek van Deurloo is minstens zo interessant en ieder geval wat meer eigentijds. In combinatie met het geluid van pianist Erik Verwey, bassist Hendrik Müller en drummer Daniel van Dalen levert het een prachtig energiek album op. Te beginnen met ‘Trepidation’, op het scherpst van de snede. Al even energiek gaat het eraan toe in ‘An Encounter’, mede dankzij mooie solo’s van zowel Müller als Van Dalen. In de ballade ‘What Do You See’ is het aansluitend met name Deurloo die schittert met kristalheldere, maar oh zo subtiele noten. Overigens geldt de aanduiding ‘ballade’ louter voor het eerste deel, verderop brengt dit kwartet er weer de vaart in. Dan denk ik ineens The Beatles ‘Norwegian Wood’ te horen, maar het blijkt Deurloo in ‘Mother’s Lament’, de overeenkomst is treffend. In ieder geval een lekker vlot nummer, iets dat ook geldt voor ‘Frisk for Two’ en ‘Keep on Chasing’. Prachtige ballades treffen we ook aan met ‘Winter’ en ‘A Gloomy Undertaking’ en met name in die eerste met aansprekende bijdrages van zowel Deurloo als Verwey. Buiten deze stukken, allemaal van Verweys hand, bevat het album één klassieker: ‘Love Theme from “Spartacus” van Alex North. Met Deurloo in een mooie en overtuigende melodieuze rol.