Ik blijf nog even hangen in Scandinavië en bij Thanatosis Produktion voor drie duo albums van musici die hier de afgelopen dagen reeds voorbij kwamen: Martin Küchen, Marianne Svašek, Vilhelm Bromander en My Helggren. Rietblazer en tegenwoordig ook percussionist Martin Küchen bracht bij Thanatosis, samen met pianiste Sophie Agnel ‘Detour Tunnels of Light’ uit, terwijl we Svašek en Bromander horen op Svašek’s ‘Marwa’. Tot slot aandacht voor de snaren virtuoos Peter Söderberg die met zes musici een duet opnam, waaronder Bromander en Hellgren en zijn album ‘String Dialogues’ noemde. Het leuke aan dit album is dat je snaren hier ruim kunt opvatten, niet alleen strijkers en plukkers komen aan bod, ook met de pianist Stan Sandell nam hij een duet op.
In maart van dit jaar zag ik Martin Küchen solo in De Singer. Hij bediende zich daar van hetzelfde instrumentarium als op dit ‘Detour Angels of Light’: een sopraninosax, wat percussie en voorwerpen die zich hiervoor lenen, een kleine radio en elektronica. Alleen nu aangevuld met de piano van Agnel, waarbij ze natuurlijk voor een deel van de tijd met allerlei attributen onder de klep te vinden is. Uiterst subtiel is de geluidswereld die de twee hier optrekken, waarbij vanaf het begin de sopraninosax het meeste opvalt, een klagelijk, hoog piepend geluid produceert Küchen hier. Echt structuuur kan ik in het eerste stuk ‘Fem Cinq’ nagenoeg niet ontwaren, het is meer een samenraapsel aan toevallige klanken wat we hier horen. Pas in ‘The Gould Passage’ ontstaat er, door het fragiele spel van Agnel iets van structuur, al overheerst ook hier, door het ontregelende spel van Küchen, het experiment. Ook ‘Fyra Quatre’ kent weer opvallend weinig structuur, maar wat een prachtige geluidswereld creëeren de twee hier. Die vaak omfloerste, schrijnende klank van de sopranino, de sterk afwisselende percussieve geluiden, het vormt een bijzonder collage. En dan klinkt ‘Tvá Deux’ waarin het lijkt of er een machine stationair staat te draaien, aangevuld met al even industrieel aadoende omgevingsgeluiden.
Svašek is een dhrupad zangeres, een leerlinge van beroemde Indiase musici als Zia Mohiuddin Dagar, Uday Bhawalkar en Zia Fariduddin Dagar. Op ‘Marwa’ horen we slechts één stuk, de gelijknamige raga. Naast dat ze zingt horen we haar en Bromander op de tanpura, een instrument dat in onze contreien niet voorkomt, al lijkt het wel wat op de luit. Het wordt echter liggend op schoot gespeeld. Het kenmerkende geluid, een regenboog van boventonen noemen we ‘jivari’ en past perfect bij de verschuivende toonhoogtes die we bij de dhrupad horen. Waar in de westerse muziek pas sinds enkele decennia wordt gewerkt met boventonen en drones is dat in India al eeuwenlang een traditie. Deze twee Zweden blijken overigens meer dan goed met die traditie te kunnen omgaan. Muziek waarin nagenoeg geen progressie zit en die daardoor en door het trage karakter de luisteraar in een trance kan brengen.
In het eerste duet, ‘Close’, door Söderberg dialoog genoemd, horen we hem op gitaar met violiste Katt Hernandez. Een duet dat meer weg heeft van hedendaags gecomponeerd dan van jazz, een duet ook met een hoog gehalte van weemoed. Bijzonder is dat zowel de gitaar als de viool hier afwijkend gestemd zijn, wat, samen met het gegeven dat abstractie en melodie elkaar in dit stuk afwisselen, leidt tot een spannend geheel. In ‘Symbiosis’ horen we Söderberg op de theorbe, een soort luit die vooral in de zeventiende en achttiende eeuw populair was, samen met harpiste Stina Hellberg Agback. De klank van dit stuk klinkt eeuwenoud, iets dat niet geldt voor de structuur. Zo abstract als dat het er hier aan toe gaat, werd er vroeger immers niet gecomponeerd. De beide musici leggen hier een boeiende mozaiek. Op ‘Distant’ horen we Söderberg eveneens op een historisch instrument: een Renaissance luit. Samen met Mats Persson op Clavichord, een klein klavier dat ongeveer uit dezelfde tijd stamt. Dit stuk maakt eenzelfde indruk als het hierboven genoemde ‘Symbiosis’: de klankwereld herkennen we ook nu weer van eeuwen geleden, terwijl hedendaagse muziek hier natuurlijk ook prima op past. Opvallend in beide stukken is ook het geringe volume, iets dat zowel die luiten, als de harp en de clavichord kenmerkt. In ‘Continuum’ horen we Helggren op cello en Söderberg op de oud. Hier zijn het de verglijdende klanken die prachtig in elkaar grijpen die het meeste opvallen. Hierdoor is het één van de mooiste stukken van dit album geworden. ‘Apart’ is het meest conventioneel, we horen hier Söderberg op gitaar en Sandell op piano. Het enige dat hier afwijkt is dat de stemming een kwarttoon van elkaar verschilt, verder benadert dit stuk nog het beste wat we onder ‘jazz’ verstaan. Als laatste klinkt ‘Sustain’ voor contrabas, Bromander en theorbe. Een drone-achtige vrij duistere structuur creëren de twee hier, afwijkend van de rest van het album, maar een mooi slot van een boeiend album.
Alle albums zijn te beluisteren en te koop via Bandcamp: