Samen met Dag in de Branding organiseert het Haagse theater Amare later deze maand een festival rondom de Russich-Amerikaanse componiste Lera Auerbach. Zij zal daar zelf bij aanweg zijn, zowel in de rol van pianiste als in die van dirigent. Om alvast een beetje in de sfeer te komen hier twee Cd’s met kamermuziek die onlangs verschenen. Het Delta Piano Trio nam het derde en vierde pianotrio op, ook tijdens het festival te horen, samen met ‘Lonely Suite – Ballet for a Lonely Violinist’, opus 70, ‘Three Dances in Old Style’, opus 54 en ‘Milking Darkness’ waar het bij Challenge Records verschenen album zijn titel aan ontleent. Verder verscheen bij Naxos een album met de 24 Preludes voor viool en piano, opus 46, uitgevoerd door violiste Christine Bernsted en pianist Ramez Mhaanna. Auerbach schreef ook 24 Preludes voor piano cello, opus 41 en voor cello en piano, opus 47, die laatste klinken tijdens het festival, waarbij we Auerbach zelf op piano horen.
Het Nederlandse Delta Piano Trio bestaaat dit jaar tien jaar en heeft in die jaren een behoorlijke reputatie opgebouwd, onder andere door samen te werken met hedendaagse componisten als Auerbach. Dit prachtige album kwam dan ook in nauwe samenwerking met haar tot stand. Over haar muziek zegt het trio: “Lera’s music is raw as well as human. She never eases up on what she wants to espress, thus fully unleashing everything that is contained in the music.” Zacht en bijzonder ingetogen klinkt het pizzicato spel in het uit 2002 stammende ‘Lonely Suite – Ballet for a Lonely Violinist’, afgewisseld met al even bescheiden strijkersbewegingen. Auerbach verklankt de eenzaamheid. Beeldend, melodieus, maar ook met die rauwheid die hierboven genoemd wordt, bijvoorbeeld in het derde deel ‘No Escape’. Violist Gerard Spronk speelt het met veel inlevingsvermogen en expressie. Bijzonder in de muziek van Auerbach is ook het werken met sterke contrasten. Krachtige bewegingen horen we in dat ‘No Escape’, terwijl we in het daarop volgende deel ‘Imaginary Dialogue’ het spel van Spronk nauwelijks horen. Auerbach plaatst haar werk ook duidelijk in de traditie en niet zonder op diezelfde traditie ook weer commentaar te leveren. We vinden het bijvoorbeeld mooi terug in die ‘Three Dances in Old Style’, voor viool en cello, van twee jaar eerder. We horen Spronk met celliste Irene Enzlin. Auerbach refereert hier duidelijk aan de muziek uit de eind achttiende, begin negentiende eeuw, toen voor het eerst volksmuziek in zwang raakte als onderdeel van de klassieke muziek, maar verwerkt hier dan wel elementen in, die in die tijd nog geenszins in zwang waren. ‘Milking Darkness’ stamt uit 2011 en is geschreven voor piano solo en wordt hier uitgevoerd door Vera Kooper, de pianiste van dit trio. Een duister stuk, maar zegt Kooper: “In the unwaveringly, low dark chords the twinkling of the stars is also perceptible”.
Het derde pianotrio, uit 2013, maar in 2018 gereviseerd, begint met een paar krachtige piano aanslagen, waarna we in een vrij dromerige frase belanden, tot het wederom omslaat naar krachtig spel, met ritmische elementen, een ander mooi voorbeeld van Auerbach’s contrastrijke muziek. Bijzonder zijn ook dat vrij tage tweede deel, ‘Andante libero’, met de mooie combinatie van piano en pizzicatospel van de strijkers en het weer vrij heftige, maar ook intense derde deel, ‘Adagio religioso’. En nergens in dit stuk komt de rauwheid beter tot uiting dan in het slot, dat ‘Allegro brutale’. Het uit slechts één deel bestaande vierde trio, dat hiermee voor het eerst op Cd verschijnt, stamt uit 2017. Hier overheerst de duisternis, de spanning, zoals Simone Leuven het in het boekje bij de cd noemt, tussen de onvermijdelijkheid van het sterven en ons verzet daartegen.
De 24 Preludes voor viool en piano schreef Auerbach in 1999, op vijfentwintigjarige leeftijd. Een stuk waarin ze Frédéric Chopin volgt qua aanpak van deze preludes. Dat betekent dat ze begint in C, waarna de tweede in de parallelle toonsoort staat, a. En dan telkens een kwartsprong naar beneden. Dus G en e, D en b, enzovoort. Iets dat overigens in het boekje van de Naxos Cd helaas nergens is terug te vinden. Het zijn vrij korte stukken, de totale Cd duurt ruim vijftig minuten, maar met als doel dat ieder deel desalnietemin “meaningful and complete” klinkt, zoals Auerbach zelf stelt. Verder is ze de eerste om toe te geven dat ze zich ook in dit corpus schatplichtig toont aan de traditie, wat geenszins betekent dat ze niet tegelijkertijd haar stempel op die traditie weet te drukken: “Looking at something familiar, yet from an unexpected perspective, is one of the peculiar aspects of these pieces, they are often not what they appear at first glance.” En Auerbach slaagde zonder meer in haar opzet, vierentwintig miniaturen, ieder met een eigen karakter, soms met flamboyant, vrij theatraal spel, nr. 4 van net geen minuut en nr. 14; soms met veel dramatiek, nr. 5,9 en 10 – waarbij we in die laatste twee duidelijk de invloed van volksmuziek terug horen – soms met intense kracht, nr. 7, 12 en 17, of juist verstild en fragiel, nr. 8, 16 en 18.