Ambient als genre wordt vaak gezien als een uitvinding van Brian Eno, te beginnen met zijn uit 1975 daterende album ‘Discreet Music’ en meer bijzonder de vier albums in de ‘Ambient Series’ die verschenen tussen 1978 en 1982. Het is waar dat Eno als eerste die bewuste term gebruikte voor zijn muziek, maar Victor Szabo maakt in het bij Oxford University Press verschenen ‘Turn On, Tune In, Drift Over’ mooi duidelijk dat de wortels van deze muziek nog wel wat verder terug gaan. De ondertitel van het boek, ‘Ambient Music’s Psychedelic Past’ laat zien in welke richting we het moeten zoeken: de opkomst van de new age in de eind jaren ’60 en de musici die daardoor werden geïnspireerd. Eén en ander laat onverlet en Szabo heeft daar ook zeker oog voor, dat Eno een ongelofelijk belangrijke rol gespeeld heeft in dit genre, een invloed die nog tot op de dag van vandaag doorwerkt. Maar Szabo gaat verder en ziet ambient ook terug in de elektronische muziek die in de jaren ’90 zijn opwachting maakt, als alternatief voor de dance.
Maar eerst, waar hebben we het over als we over ambient spreken? Szabo noemt reeds in zijn inleiding een aantal kenmerken: het vrijwel ontbreken van melodie en ritme, muziek die je in een soort van trance kan brengen, hypnotiserend, vibrerend, golvend, muziek waar je op weg kunt dromen, muziek ook die vaak dicht bij de natuur staat en de geluiden die we daar horen, muziek ook vaak met weinig contrast en dynamiek. Het verhaal dat Szabo vertelt begint eind jaren ’60 met twee door Syntonic Research uitgebrachte albums: de twee delen ‘Environments’. Albums met natuurgeluiden, zoals we die nog volop terugvinden in de bakken bij de kringloopwinkel. Het geluid van de branding, vogels in het regenwoud, de regen, de wind en stromend water, maar ook boeddhistische belletjes en gezangen. Geluiden kortom waardoor je als luisteraar rust vindt en die bruikbaar zijn bij meditaties. Iets waar deze albums duidelijk voor waren bedoeld. Die twee albums zijn slechts voorbeelden van hele series die in die jaren uitkwamen. Een ontwikkeling die niet los te zien is van het opkomende individualisme en de populariteit van diverse al dan niet religieuze Indiase stromingen in diezelfde jaren. Dat één en ander vooral tot ontwikkeling kwam in de Bay Area, rond San Francisco, behoeft dan ook niet te verbazen. Tevens zien we overlap in de eerste muziek die we onder ambient kunnen plaatsen met die van de beginjaren van de minimal music. Zeker iemand als La Monte Young is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van wat we later ambient zijn gaan noemen.
Szabo staat uitgebreid stil bij het nog altijd bestaande radioprogramma ‘Music from the Hearts of Space’ dat in oktober 1973 zijn eerste uitzending beleefde vanuit Berkeley, Californië en dat een belangrijke rol speelde bij het salonfähig maken van deze muziek. Stephen Hill en (vanaf ’74) Anna Turner, namen de luisteraar iedere week enkele uren mee in muziek die we nu voor een belangrijk deel onder ambient zouden scharen, maar voor een deel ook niet. De lijst met opnames die op 17 april 1975 werden gedraaid, bevat stukken van musici als Paul Horn, Bruce Cockburn en Tomita, die we wel ambient kunnen noemen, maar ook stukken van Elton John, Pete Townshend en The Velvet Underground, naast Weather Report en een deel van ‘O Magnum Mysterium’ van de Renaissance componist Tomás Luis de Victoria. Een nogal eclectisch geheel dus. Maar het is een prachtig hoofdstuk geworden, waarin Szabo een mooi beeld schetst van de new age beweging in die jaren en de rol die muziek daarin speelde.
Opvallend is dat Eno eigenlijk niets moest hebben van de new age beweging en zeker niet uit was op het componeren van muziek voor meditatie, al is zijn muziek daar wel degelijk geschikt voor. Of de mythes rondom het ontstaan van zijn muziek allemaal waar zijn, valt te betwijfelen, maar wat in ieder geval duidelijk is, is dat we bij Eno de wortels van ‘ambient’ moeten zoeken in het begrip ‘ambience’. We hebben het niet voor niets over ‘Music for Airports’, het eerste deel van zijn ‘Ambient Series’. De weg naar de muziek toe, mag dan volgens Eno zelf een andere zijn, Szabo laat mooi zien dat hij wel degelijk ook beïnvloed is door wat er voor hem binnen de new age beweging op dit vlak was gebeurd. Iemand als Laraaji, met wie Eno ‘Day of Radiance’, het derde deel uit de ‘Ambient Series’ maakte, past wat dat betreft mooi in beide werelden. Bijzonder is dat Szabo in dit deel ook nog iemand laat passeren die we normaal niet onder ambient scharen, maar die wel een grote invloed uitoefende op Eno: Erik Satie. Satie zei zelf ooit: “Even so, there’s room for a ‘musique d’ameublement’, that’s to say, music which would be part of the noises around it and would take account of them. I think of them. I think of it as being tuneful, softening the noise of knives and forks without overpowering them or making itself obtrusive” (uit Fernand Léger ‘Satie Inconnu’ in La Revue Musicale nr. 214, Juni 1952, vertaald door Roger Nichols en opgenomen in ‘Satie Remembered’ van Robert Orledge). Een opmerking die natuurlijk perfect past bij zowel de filosofie van Eno als bij die eerste albums met natuurgeluiden.
Het gaat Szabo, zoals de ondertitel van het boek aangeeft, vooral om de invloeden op deze muziekstijl en niet zo zeer over de weg die is afgelegd. In dat kader moeten we ook zijn deel zien over ‘Ambient EDM’, de elektronische muziek die in de slipstream van de de dance ontstond, begin jaren ’90. Denk aan acts als KLF, The Orb en Aphex Twin. Muziek die vooral diende om zich terug te trekken uit het dance-geweld, te chillen en tot rust te komen. Met new age heeft dit niets meer van doen, maar verder verandert er in wezen niet echt veel.