Diverse locaties, Utrecht – 10 september 2023
En weer zat ik ernaast. Gisterenavond laat werd bekend gemaakt dat Zara Ali de Gaudeamus Award heeft gewonnen en dus volgend jaar te horen is met een nieuw stuk. Ik had het eerlijk gezegd niet verwacht, al maakte vrijdagavond het door haar gecomponeerde ‘Isolation Forest’, prachtig uitgevoerd door het IEMA Ensemble, ook op mij diepe indruk. Moet ik verder op deze slotdag, waarin geen muziek meer klonk van de genomineerden maar nog wel veel ander moois viel te beluisteren, een etiket plakken dan is het ‘blazers en strijkers’. Andere instrumenten heb ik die dag namelijk niet gehoord. Een bijzonder toeval want ik woonde in totaal vijf concerten bij, variërend van het solo optreden van de doedelzak bespeler Erwan Keravec tot wederom het ensemble Moving Strings, dat ik zowel vrijdag als zaterdag reeds hoorde. Verder hoorde ik het Duo Dulfer & Witteveen, het Maat Saxofoon Quartet en Quatuor Bozzini met hun jaarlijkse Composer’s Kitchen.
Keravec behoort tot de blazers, ook al combineerde hij het kenmerkende geluid van de doedelzak in twee gevallen met elektronica. Die combinatie kwam het mooist tot zijn recht in ‘High Summer’ van Nicolas Morrish. Een stuk waarvoor de componist zich liet inspireren door een elektrische storm, een gebeurtenis die hier vooral zijn weg vindt in opwindende noise en spannende drones. Bijzonder is ook zeker ‘The spatial rite of forgotten memories’ van Eric So. So liet als basis voor dit stuk ChatAI een fictief verhaal schrijven over een verloren gegane rite van boeddhistische monniken in Hong Kong. Een mooi stuk waarin hij speelt met de ruimte door Keravec niet alleen op de gang en op verschillende plekken op het podium te laten spelen, maar ook door hem de doedelzak heen en weer te laten bewegen. Maar het mooiste stuk van het optreden is toch Keravec’s eigen ‘Mina’, simpelweg omdat niemand zo goed weet wat je met dit instrument kunt doen als deze Breton die met dat ding is opgegroeid. En dat hoor je terug in iedere noot van dit minimal music en trance-achtige stuk. Meer blazers, meer specifiek de saxofoon en de fagot, vinden we bij het duo Dulfer & Witteveen. Saxofoniste Deborah Witteveen en fagottist Thomas Dulfer spelen hier de stukken van de drie winnaars van de Christina Composition Competition, samen met ‘Sarabande’ van Jimwook Jung. Dat laatste stuk is tegelijk ook het meest boeiende. Met de titel verwijst Jung naar de dans die zo populair was in de Barok, maar die ook een mix tussen diverse culturen betekende. Kijken we naar de overeenkomsten tussen al die culturen dan is het gemeenschappelijke volgens Jung “the sound of air and breath”. Het is “the most primitive sound that can be commonly encoutered in any culture.” En dus is dat wat we hier krijgen in de vorm van, zeker in het begin een enigszins bevreemdende klankwereld. Langzaam krijgt ademhaling echter klankkleur, waarbij vooral de momenten opvallen waarin de klank van de baritonsax en de fagot samenvallen. Wat mij bij de drie overige stukken ‘Sonatine Embattante’ van Pol Stam, ‘Une Mélodie Française’ van Lien Vanspringel en ‘Changing Shapes’ van Jeroen Leentjes opvalt is hoe sterk dit werk in de traditie is verankerd en hoe zeer melodie en harmonie de laatste jaren weer hun intrede hebben gedaan binnen de gecomponeerde muziek. Zodanig dat ik mij soms afvraag wat dit nog toevoegt aan wat er in de afgelopen eeuwen al voor moois is gecomponeerd.
Dat gevoel had ik echter nog sterker bij het concert ‘No one is too small’ van het Maat Saxophone Quartet. Grote moeite had ik met dit concert en dat lag zeker niet aan de kwaliteiten van de vier solisten, die vorig jaar de Dutch Classical Talent Award wonnen, maar wel aan de voor deze gelegenheid gecomponeerde muziek en de enscenering van deze voorstelling. Daarin speelt een persoonlijke gevoeligheid allereerst een belangrijke rol, zo subjectief wil ik mij wel opstellen. De voorstelling gaat over de grootste crisis tot nu toe waar we als mens mee worden geconfronteerd: juist, de klimaatverandering. En zoals de titel al aangeeft, heerst ook hier de gedachte dat we daar als individu invloed op hebben. Iets waar ik het fundamenteel mee oneens ben. De oplossingen, voor zover die er überhaupt is, moeten komen van de politiek en het bedrijfsleven en vragen om een totaal andere wijze van invulling geven aan onze samenleving, al het andere is gerotzooi in de marge en zet geen zoden aan de dijk. Ik adviseer u dan ook om u inzake dit onderwerp geen schuldcomplex aan te laten praten, door wie dan ook. Maar los van deze stellingname: als ik een voorstelling meemaak over dit thema, dat zo alarmerend is, dan wil ik niet alleen, maar dan moet ik geschokt worden. Dan moet ik in beweging komen. En dan wil ik muziek horen die ontwricht, dystopisch van aard is, mijn wereld volledig op zijn kop zet en mij in verwarring achterlaat. Maar al wat hier gebeurt, dat in ieder geval niet. Het tegendeel is waar, ik wordt in slaap gesust met de meest melodieuze en harmonische klanken denkbaar. Het is dat Peter Vigh mij met het afsluitende ‘Metamorphose’ nog een beetje laat wakker blazen anders had ik daar nu nog gezeten. Maar niet alleen de muziek, ook de beelden en het lichtdesign waren van een onvoorstelbare braafheid. Nee dan Moving Strings, dat gisteren de brug sloeg tussen blazers en strijkers omdat beide zijn vertegenwoordigd en die mij middels hun programma ‘Gathering Fantasies’ in contact bracht met vier voor mij onbekende componisten: Alex Welch, Irene Sorozábal, Manuela Tessi en Maya Felixbrodt. Alle vier slagen ze erin om dit unieke ensemble in een doorlopend programma op bijzondere wijze uit te dagen. Keer op keer stond ik er weer verbaasd van dat je ook in die bepaalde houding nog je instrument kunt bespelen. Ze lopen, dansen, rennen, rollen over de grond, zitten in de meest vreemde constructies aan elkaar vast en spelen gewoon door. Daarbij de vrij grote ruimte in Theater Kikker volop benuttend. En ze weten de boodschap van de componist iedere keer feilloos over te brengen, iets dat mij ook reeds opviel bij de twee eerdere concerten: bijzonder knap.
Tot slot louter strijkers bij Quatuor Bozzini en vier componisten die meededen met de Composer’s Kitchen. Een initiatief van dit ensemble waarin jonge componisten de gelegenheid krijgen om te zien wat het betekent om een stuk voor deze nog altijd prachtige bezetting te schijven, samen met wat geldt één van de beste strijkkwartetten van dit moment, maar ook met behulp van twee componisten als coach. Twee componisten uit Canada, waar Quatuor Bozzini vandaan komt, Maria-Eduarda Martins en Louis-Michel Tougas en twee uit Nederland, Kavid Do en Gijs van der Heijden. Martins valt met haar stuk het meeste op. Voor mijn gevoel het enige stuk waarvan ik vind dat het klinkt als een zo goed als volwaardig kwartet. Beginnen doen we met en aantrekkelijk en subtiel klankweefsel, vooral bestaand uit hoge tonen, waarin haar liefde voor klank prachtig doorklinkt. Daar blijft het niet bij: verderop brengt ze er dynamiek in, refereert ze duidelijk aan iemand als Bela Bartók en Dmitri Sjostakovitsj, maar horen we ook elementen uit de folk terug. Ook Do speelt met het begrip klank, in al even subtiele, doorschijnende klanknevels. Traag stromende, verstilde muziek, waarbij ik echter meer het gevoel heb dat het een onderdeel is van een groter geheel dan dat het om een zelfstandige compositie gaat. Iets dat voor mij ook geldt voor de stukken van de twee andere componisten. Tougas valt daarbij wel op omdat hij behoorlijk veel spanning weet te leggen in zijn tegelijkertijd wat statische stuk, zou het onderdeel zijn van een groter geheel, zou het minder opvallen. Bij Van der Heijden had ik dit gevoel iets minder, maar zijn stuk klonk voor mij nog wel wat traditioneel.