Diverse locaties, Utrecht – 7 september 2023
Voor mij vormen de stukken van de componisten die zijn genomineerd voor de Gaudeamus Award altijd de rode draad voor het gelijknamige Festival. Ik wil mij ook zelf graag een beeld vormen over hun muziek en kijken of ik me uiteindelijk kan vinden in het eindoordeel van de jury. Iets dat tot nu vaak niet het geval was, maar goed, ik ben dan ook geen componist. Dat zijn Chaja Czernowin, Agnes Zubel en Jan van de Putte wel, de drie die dit jaar de jury vormen en waar we dan ook, ook dat is een traditie, werk van horen. Woensdagavond van Czernowin en Van der Putte, gisteren van Zubel en een vrij klein, maar wel kenmerkend stuk van Van der Putte. Verder maakte ik kennis met de muziek van Aya Yoshida en Artun Çekem, twee van de genomineerden en klonken stukken van de twee die hier gisteren reeds aan bod kwamen: Zara Ali en Uri Kochavi.
Asko|Schönberg, onder leiding van Gregory Charette begon het concert woensdagavond met ‘Fast Darkness III’ van Chaja Czernowin, een componiste die in 2017 op mij diepe indruk maakte met haar opera ‘Infinite Now’, gebracht door Opera en Ballet Vlaanderen in een regie van Luk Perceval. Sindsdien ben ik fan van die schurende klanken van haar, die toch altijd weer tot de nodige onrust leiden. In een eerdere recensie citeerde ik haar zelf: “i’m not inerested in composing muisc that entertains, is pleasing, or that sweetens our days. There are lots of wonderful works that accomplish that – better than I ever could.” Woorden die ook zeker van toepassing zijn op dit stuk. Typisch voor haar werk is ook het werken met vrij grote contrasten. Fluisterzachte, soms zelfs nauwelijks hoorbare passages worden afgewisseld met regelrechte onweersbuien. Aards en onstuimig sleept ze ons dan mee in draaikolken van klank. Het is het type muziek dat we ook tegenkomen bij Agnes Zubel waar Ensemble Oerknal gisteren het ruim een half uur durende ‘Flash’ van speelde. Vanaf het begin trekt ze de luisteraar mee in een volstrekt eigen universum. Het geluid waar het stuk mee aanvangt, associeer ik met een zwerm vogels, bewegend van schril, pijnlijk hoog naar diep grommend laag, waarna de klanken zich richting abstractie bewegen. Een zeer belangrijke plaats in het stuk is ingeruimd voor de overdonderende collectie slagwerk, zowat het halve podium uitmakend. Al is het stuk overwegend abstract, toch bevat het ook enige melodieuze en vooral ritmische elementen, waaronder het heel bewust omslaan van de partituur.
Laat op de woensdagavond speelde Asko|Schönberg ook nog ‘Uma So Divina Linha’ van Jan van de Putte, met de sopraan Emily Thorner als soliste. Een typsich stuk voor deze componist die altijd veel aandacht heeft voor het visuele aspect en daarbij theater niet schuwt. Ook hier nemen de musici weer hun poses in en speelt mimiek een bijzonder grote rol. Sterker nog, het duurt enige tijd voordat er geluid klinkt en lange tijd maakt dat een onwaarschijnlijk klein deel uit van de perfomance. Maar als een golf zwelt het aan, waarna Van de Putte uiteindelijk toch weer bij de dramatiek belandt, want ook dat is kenmerkend voor zijn muziek. Het veel kortere en eenvoudiger ‘And then my song started dreaming’ voor viool solo dat Joe Puglia gisterenavond vertolkte kent eenzelfde procedé. Enigszins theatraal en in slow motion brengt Puglia de viool naar zijn kin, heft de strijkstok, enzovoort.
Puglia speelt ook ‘Drape’ van Aya Yoshida. Een bijzonder veelzijdig stuk, waarin diverse stijlen van viool spelen samen komen. Zo te horen allesbehalve gemakkelijk, al draait Puglia nergens zijn hand voor om. Bijzonder is dat de violist ook geacht wordt verbaal bij te dragen met kreten en zuchten, iets dat het stuk beslist ten goede komt. Ensemble Oerknal, één van de artist in residence ensembles op dit festival, brengt werk van de andere drie genomineerde componisten. Laat ik beginnen met Zara Ali, van wie ik het stuk dat ik gisteren hoorde wat vond tegenvallen. ‘Behave’ bevalt mij beter, al zie ik ook hier niet helemaal de toegevoegde waarde van de mimiek die de musici is opgedragen: zich te bewegen als een soort van robots die worden aangestuurd door de muziek. Muziek waarin het drumstel een bijzonder dominante rol heeft, aangevuld met elektronica en de overige instrumenten. Maar wel muziek die in alle heftigheid indruk weet te maken. met ‘Relics of Movement’ vertolkt dit ensemble ook het derde stuk van Uri Kochavi, een nominee waarvan we nu dus alles gehoord hebben. Ook hier weer bijzondere klanken, bijvoorbeeld door het in verschillende toonaarden blazen over bierflesjes en veel aandacht voor het totale klanklandschap. Ik kan zijn muziek zeer waarderen, al zit er vrij weinig variatie in zijn stijl. Aangezien ‘Night of Music in the Uncanny Valley, Part II’ het eerste stuk is dat ik hoor van Artun Çekem valt er over zijn stijl nog niet zo veel te zeggen. Ook hier is het slagwerk bepalend voor de structuur. Een vage ritmiek leidt de microtonale klankwolken. Ook hier mooie dynamische contrasten en een indringend, spannende onderstroom. Gebaseerd op een tekst van Philip K. Dick handelt dit stuk over de, in de toekomst, niet meer bestaande grens tussen mens en robot. De spanning die dit gaat opleveren, horen we hier duidelijk terug.