Quatuor Diotima (Concert Recensie)

Concertzaal, Tilburg – 12 januari 2015

cote-slide-quator-diotimaHet is een wat aparte keuze van Quatuor Diotima om een strijkkwartet van Henri Dutilleux en een strijkkwartet van Györgi Ligeti te combineren met een laat strijkkwartet van Beethoven. Natuurlijk hebben Beethovens late kwartetten een onuitwisbaar stempel gedrukt op de kwartetliteratuur na Beethoven, maar een strijkkwartet van Béla Bartók was hier wellicht meer op zijn plaats geweest.

De uitspraak van György Kurtág over het eerst strijkkwartet van Ligeti, met de titel ‘Metamorphoses nocturnes’, illustreert dit gegeven perfect: “Het eerste strijkkwartet van Bartók, dat Bartók nooit voltooide. Na de zes strijkkwartetten van Bartók blijft dit werk voor lange tijd het belangrijkste Hongaarse werk in dit genre.” Het is dan ook niet vreemd dat met name het begin van het eerste kwartet van Ligeti de geest van Bartók ademt. Het kent diezelfde spanning die de kwartetten van Bartók kenmerken. Gaandeweg het kwartet wordt de handtekening van Ligeti echter hoorbaar en ontdekken we die zo typische ijle, bijna onwezenlijke klankkleur. Hier nog wel gecombineerd met traditionelere harmonische patronen. Het stuk stamt tenslotte uit 1953-54 toen Ligeti nog maar amper beïnvloed was door de hedendaagse muziekstromingen. Zelfs het derde en het vierde strijkkwartet van Bartók kende hij louter van de partituur. In Hongarije werden mochten die kwartetten niet uitgevoerd worden.

090603vdn121Ook Dutilleux toont zich schatplichtig aan Bartók. Echt vreemd is dat overigens niet want, samen met Beethoven, mag Bartók gerekend worden tot een groot vernieuwer van deze bezetting. Maar bij Dutilleux spelen meer invloeden een rol. Hij was duidelijk aan het zoeken bij het schrijven van ‘Ainsi la nuit’ en dat is hoorbaar. Het is beslist een hedendaags stuk, maar we horen tevens de invloed van zowel Beethoven als van Anton Webern en dan met name van de ‘zes bagatellen’ en de modaliteit van het gregoriaans. Die laatste invloed vinden we overigens ook terug in een aantal titels van de onderdelen van het stuk, ‘Litanies’  bijvoorbeeld. Dutilleux schreef in eerste instantie een aantal schetsen waarin hij de diverse klankmogelijkheden van de strijkers verkende. Die schetsen zijn uiteindelijk doorontwikkeld tot het latere stuk dat in 1978 in premiere ging door het Julliard Quartet. Die fragmentarische opbouw, bijna als een collage is wellicht wat het meest opvalt, naast die grote diversiteit aan invloeden. De mooiste momenten zijn die waarin de muziek een transcendent, bijna mystiek karakter kent, waarbij de pizzicato aanslagen van de violist zorgen voor spannende contrasten.

Beethoven
Beethoven door Joseph Karl Stieler

Quatuor Diotima speelde van Beethoven het op een na laatste kwartet, het 14e, met opus 131 (het strijkkwartet met opusnummer 131 werd later voltooid dan dat met nummer 132). Franz Schubert verzuchtte na het kwartet gehoord te hebben: “Wat blijft er nu nog over voor ons om te componeren?” Gelukkig voegde Schubert niet de daad bij het woord, maar dat hij diep onder de indruk was, is duidelijk. Dat gold overigens ook voor Robert Schumann die de grandeur van het werk niet in woorden kon vatten, maar dit toch probeerde: “Het staat op de uiterste grens van alles dat tot op heden is bereikt in kunst en expressie”. Maar goed, het kwartet voltooide Beethoven in de zomer van 1826 en ondanks dat het nog steeds een monumentaal werk is, is er intussen in de muziek wel het één en ander gebeurd. De sfeer na de pauze als dit stuk wordt gespeeld en voor de pauze als Dutilleux en Ligeti op het programma staan is dan ook een wezenlijk andere. Het publiek heeft overwegend duidelijk meer met het kwartet van Beethoven als we de intensiteit van het applaus als graadmeter mogen nemen. En Quatuor Diotima?

In november waren ze te gast tijdens de dag rondom Helmut Lachenmann, als onderdeel van November Music. Ze speelden hier Lachenmann’s tweede en derde strijkkwartet. De intensiteit en het oog voor detail waar dit mee gebeurde was ronduit fenomenaal. Diezelfde intensiteit en toewijding horen we hier eveneens terug. Zeker bij Ligeti, maar ook bij Dutilleux. En ook Beethoven wordt voortreffelijk gespeeld, alleen niet met diezelfde overrompelende passie. De conclusie: Bartók was hier toch echt beter op zijn plaats geweest.