Ahoy, Rotterdam – 7 juli 2023
North Sea Jazz is niet alleen het perfecte festival om iconische musici aan het werk te horen, gisteren waren dat Abdullah Ibrahim en Tom Jones, maar ook om bijzondere projecten mee te maken die voor de meeste reguliere podia, door het ontbreken van subsidies en sponsors, al lang buiten bereik zijn gekomen. Dat gold voor het optreden van Maria Schneider op vrijdag, maar ook voor dat van Eve Risser Red Desert Orchestra en Gard Nilssen’s Supersonic Orchestra gisteren.
Eve Risser kreeg gisteren de Paul Acket Award. De jury vond dat deze Franse pianiste, componiste en bandleider wel wat meer aandacht mocht hebben. Daar ben ik het volstrekt mee eens, al enige jaren staat zij bij mij hoog in de rangorde. In 2018 besteedde ik reeds aandacht aan ‘To Pianos’, het album dat ze maakte met haar collega Kaja Draksler, die overigens in datzelfde jaar reeds die prijs kreeg. En hoe goed ik Draksler’s oktet ook vindt, dit Red Desert Orchestra is toch nog van een heel andere categorie. Allereerst valt in de bezetting die grote hoeveelheid slagwerk op, met naast drums de dames Hié op de belafon – een soort van xylofoon met kalebassen – en Oumarou Bambara op een diversiteit aan Afrikaanse trommels. Het behoeft geen betoog dat deze drie Afrikaanse musici ook de klank van de muziek voor een belangrijk deel bepalen. Dat andere deel is experimentele jazz, met name vertegenwoordigd door de vijf blazers, Risser’s geprepareerde piano en elektronica. En dus speelt het ritme binnen deze muziek een overheersende rol. Onlangs betoogde ik al dat het minimalisme allesbehalve een westerse uitvinding is, maar ook het optreden van deze supergroep en het eind vorig jaar bij Clean Feeed verschenen ‘Eurythimia’ zijn daar het ultieme bewijs van. ‘So’ en ‘Sa’ kunnen gelden als mooie voorbeelden, bezwerende muziek met een bijna ritueel karakter.
Die verslavende ritmiek ontbreekt bij die andere supergroep, die van drummer Gard Nilssen. Met drie drummers / percussionisten, drie bassisten en 11 blazers nog een maatje groter. De band ontstond in 2019 toen Nilssen van Molde Jazz carte blanche kreeg en deze langgekoesterde droom in vervulling liet gaan. De opnames van dat concert zijn terug te vinden op het vorig jaar bij ODIN verschenen monumentale ‘If You Listen Carefully the Music Is Yours’. Nu dus op North Sea Jazz, een unicum. En dus de gelegenheid om nieuw materiaal te spelen en opnames te maken, zo vaak krijg je die kans immers niet. Met zo’n bezetting kun je ongelofelijk veel kabaal maken en dat doen de dames en heren dan ook met grote regelmaat, sterker nog: daar beginnen ze mee. En er zijn prachtige melodieuze momenten, met strakke blazerslijnen en sterke ritmes en zo nu en dan is er ruimte voor contemplatie, met spannende solo’s, melodie voor abstractie verruilend. Maar lang duurt dat nooit, eerder vroeg dan laat gooit iemand wel weer de lont in het kruitvat.
Nilssen zelf zegt beïnvloed te zijn door de pianist Abdullah Ibrahim die net voor Nilssen één van de meest ingetogen concerten van dit festival had verzorgd. Hoe groot de verschillen ook moge zijn, Nilssen’s opmerking snijdt zeker houdt, want op het niveau van ritmiek valt er bij Ibrahim immers altijd wat te halen. Nu ik hem gisteren weer eens zo hoorde, met die muziek die mij inmiddels overbekend is, viel me weer eens op hoe weinig noten deze man soms gebruikt om een ritme te bouwen. Hij laat meer weg dan hij speelt. Enige maanden geleden hoorde ik hem nog solo in De Singel, nu treedt hij aan met fluitist Cleave Guyton en cellist / bassist Noah Jackson. Een trio dus, al is het bijzondere dat we ze vrijwel niet als trio horen spelen. Vrijwel het gehele concert speelt Ibrahim solo en horen we Guyton en Jackson als duo, waarbij heel sporadisch Ibrahim er een paar noten tussendoor gooit. Maar wat een concert, zeker ook door Guyton, een werkelijk fenomenaal fluitist en Jackson.
Nederlandse musici, zeker beginnende, schieten er door dat overaanbod bij mij meestal bij in. Gisteren maakte ik even een uitzondering voor saxofonist Lucas Santana. Ik besteedde begin vorig jaar aandacht aan hem omdat hij ‘On the Records’ had gewonnen, het project voor jazzmusici van Stichting Keep an Eye, wat tot het bij Zennez Records verschenen ‘Ambivalence’ leidde. Zijn tweede na het alleen als LP verkrijgbare ‘Reflections’. Hij gaf gisteren een prachtig optreden, maar wat me vooral trof was hoe enthousiast Santana was over het feit dat hij hier stond, op dit prestigieuze festival. En ja, daar bij nadenkend begrijp ik dat volkomen. Dus dat is ook de waarde van dit festival: gevraagd worden is een bevestiging van waar je staat en wat je tot nu toe hebt gepresteerd. En dan helpt het dat je muziek maakt in de traditie van de hardbop en daar ook nog wat aan weet toe te voegen. Want de echte vrije improvisatie is voor dit festival nog altijd een taboe.
En dan hebben we nog Sir Thomas John Woodward OBE, beter bekend als Tom Jones. In 1964 maakte hij zijn eerste opnames en gisteren liet hij horen dat je op drieëntachtig jarige leeftijd nog volop mee kan doen. Wat heet, de man lijkt alleen nog maar beter te worden. De laatste jaren valt hij wat mij betreft allereerst op door zijn repertoire keuze, nogal eens bestaand uit klassiekers uit het blues en gospel repertoire. Over zoiets als culturele toe-eigening lijkt hij zich niet druk te maken. Kan dat nog in deze tijd van wokeness? Ik heb er geen problemen mee, zo lang het met het respect dat Jones toont gepaard gaat. ‘Soul of a Man’, dat hij vastlegde op het uit 2012 stammende ‘Spirit in the Room’ klonk gisteren niet, maar geldt voor mij als mooi voorbeeld. Een stuk waarin ‘Blind Willie Johnson’ een vraag stelt die ook Jones voor zichzelf stelt en wat is daar mis mee. Het sluit aan bij de anekdote die hij met veel humor en zelfrelativering vertelt aan het einde van het concert. Elvis Presley die hem in Las Vegas meenam naar een concert van Chuck Berry, ja dat heb je als je 83 bent en daar tegen Jones zei: “daar staat de echte King of Rock & Roll’. Inmiddels weten we dat en dat is rechtvaardigheid. Want laten we wel wezen, waar was Jones geweest zonder zwarte musici? Hij beseft dat. Vandaar ook die ode aan die andere grote, Prince. ‘You don’t have to be rich’ klonk dan ook bijzonder overtuigend. Overtuigender dan de nummers waar Jones ooit beroemd mee werd als ‘Pussycat’, dat nu echt niet meer kan en ‘Delilah’, dat louter overeind bleef door het nieuwe arrangement. Nee, dan ‘Tower of Song’, van datzelfde ‘Spirit in the Room’, één van de hoogtepunten van dit bijzondere concert.