De Singel, Antwerpen – 18 december 2015
In 1909 publiceerde de Italiaanse dichter Filippo Tomasso Marinetti zijn Futuristisch Manifest in de Franse krant Le Figaro en markeerde daarmee het begin van het futurisme. Deze stroming beoogde een radicale breuk met de romantiek en een omarming van de realiteit, namelijk de opkomst van de industrialisatie. Belangrijk voor de muziek, want ook deze kunstvorm zou geraakt worden door de futuristen, is het manifest van Luigi Russolo, genaamd ‘L’Arte die Rumori’ uit 1913.
Hij ziet als belangrijkste verworvenheid van de moderne tijd de ‘ruisklank’ en onderbouwt dat als volgt: “In de Oudheid was het leven niets dan stilte. Ruis werd eigenlijk pas geboren in de negentiende eeuw, met de opkomst van de machinerie. Vandaag heerst de ruis soeverein over de menselijke ervaring. Met de eindeloze vermenigvuldiging van de machinerie, zullen we op een dag kunnen kiezen tussen tien, twintig of dertigduizend verschillende geluiden.
We zullen deze geluiden niet moeten imiteren, maar ze eerder moeten combineren volgens ons artistiek verbeeldingsvermogen”.
De vier Italiaanse componisten die het HERMESensemble hier aan ons presenteert doen juist dit: de geluiden van onze omgeving op een andere manier naar buiten brengen. De twee belangrijkste, Giacinto Scelsi en Salvatore Sciarrino zijn componisten die een geheel eigen klankuniversum hebben ontworpen. Van beiden is de muziek dan ook direct herkenbaar. Bij de twee nog relatief jonge componisten, Tiziano Manca en Francesco Filidei is dat eigen geluid er eveneens, maar hoor je tevens dat er nog ontwikkeling in zit.
Scelsi was beslist gefascineerd door het manifest van Russolo en zijn experimenten met ‘ruis-instrumenten. Tevens deelde hij met hen zijn afkeer van het academisme. Wat een belangrijke reden was waarom Scelsi nooit voor formeel muziekonderwijs heeft gekozen ook al heeft hij wel lessen gevolgd bij Ottorino Respighi en Walter Klein. Kenmerkend voor de stijl van Scelsi is zoals hij zelf in de jaren ’50 zei de zoektocht naar “sfericiteit van klank”. Of elders: “Het geluid is bolvormig, maar als je er naar luistert, lijkt het maar twee dimensies te hebben, lengte en breedte. We weten dat die derde dimensie bestaat, maar in zekere zin missen we hem.” Scelsi ziet het als opdracht om die derde dimensie te laten horen. In de ‘Quattro Pezzi per tromba solo’, oftewel vier stukken voor solotrompet, verkent Scelsi de mogelijkheden van de trompet in een serie vibraties en klankgolven. De Belgische trompettist Jeroen Berwaerts zorgt hier voor een overrompelende uitvoering. Ook ‘Pranam II’ klinkt indrukwekkend. In dit werk voor ensemble uit 1973 is duidelijk de Indiase invloed herkenbaar. Het woord ‘pranam’ staat voor het begroetingsgebaar, maar betekent in het Sanskriet ook ‘adem’ en ‘levenskracht’. Scelsi zelf schrijft in de begeleidende tekst bij de partituur over het stuk: “Hoewel het tempo en andere aanduidingen gevolgd dienen te worden, is een zekere mate van flexibiliteit in de frasering vereist teneinde een indruk op te wekken van ademen (inademing, uitademing, ingehouden ademhaling enzovoort), of het beeld van een golf op de zee.”
Salvatore Sciarrino is als componist geïnteresseerd in het grensgebied tussen stilte en geluid en de subtiele overgangen die daarbij horen. Het is dan ook intense en fluisterzachte muziek die hij ons in ‘Introduzione all’Oscuro’ een werk voor ensemble voorschotelt. De titel betekent letterlijk ‘inleiding tot de duisternis’ en dat is niet slecht gevonden. Het is doordringende muziek die vaak eigenlijk niet als zodanig klinkt. Door regelmatig onderdelen van de baasinstrumenten, als het mondstuk, los te gebruiken creëert Sciarrino een klankwereld waarbij je eerder aan andere processen denkt dan aan muziek. Zo hoor je lichaamsfuncties als de hartslag en de ademhaling, maar ook allerlei andere natuurlijk geluiden als ritselen, ruisen, de wind en de branding.
Tiziano Manca onderzoekt in zijn werk processen van verandering. In de toelichting bij het stuk ‘Defining’ zegt hij zelf over dit proces: “De definitie van een nieuwe stijl vindt plaats in de leegte van een blinde vlek, in het licht van de dageraad wanneer de dingen net beginnen vorm aan te nemen”. En dat is wat we terughoren in het stuk. Het op een speelse manier zoeken naar structuur, het verkennen en het afwisselen van stilte met dynamiek. Of zoals Manca het uitdrukt: “In ‘Defining’ wordt met wezenlijke middelen gezocht naar een eenvoudige versmeltingsverhouding tussen de verschillende instrumenten. Het kamerensemble dat in de twintigste eeuw zoveel weerklank gevonden heeft bij componisten vindt zijn bestaansreden hier enkel in de bundeling van middelen en in de combinatie van verschillende timbres.”
De Belgische première van ‘Ballata nr. 5 ‘Carnavale’ van Francesco Filidei is niet minder dan een happening. Dit werk voor ensemble en trompetsolo, wederom op het conto van Berwaerts en ook aan hem opgedragen, lijkt wel een hommage aan de Italiaanse filmregisseur Frederico Fellini. Het ademt in alles het carnaval, het circus. Al heeft het stuk, door de belangrijke rol van het slagwerk ook een sterk tribaal element. Begint het stuk nog rustig waarbij de solotrompet en de trompet in het ensemble elkaar afwisselen in een soms bijna vals klinkende partij, een handelsmerk van Filidei, ineens is daar de omslag en komen we in een carnavalsoptocht terecht. Een prachtig, enerverend werk waar met name Berwaerts prima raad mee weet.
Het HERMESensemble kiest er bij dit programma, mede als link naar de futuristen voor om de muziek vergezeld te laten gaan door video. Hier verzorgd door videokunstenaar Kurt Ralske. Kiest hij bij ‘Pranam II’, ‘Introduzione all’Oscuro’ en ‘Defining’ voor abstracte beelden die in meer of mindere mate passen bij de muziekstukken, bij ‘Ballata nr. 5 ‘Carnevale’ krijgen we clowns te zien in een circuspiste, als negatieven. Het ligt niet aan Ralske, want hij heeft zeker gevoel voor de muziek en de beelden passen, maar het leidt af! Het leidt onnodig af. Het HERMESensemble en de componisten, ze hebben dit simpelweg niet nodig.
Nee, dan de uitvoering van de vier stukken voor trompetsolo. Daar staat Berwaerts spaarzaam uitgelicht onder een schijnwerper, die qua intensiteit meebeweegt met de muziek. Dat klopt stukken beter.