Na ECM Records, is het nu de beurt aan Pyroclastic Records. Wie dit in 2016 door pianiste Kris Davis opgerichte label kent, weet dat hier een geheel andere wind waait, het toont weer eens de veelzijdigheid van dit genre aan. Drie recente albums vandaag: ‘More Touch’ van een kwartet rondom vibrafoniste Patricia Brennan; ‘Brutalovechamp’ van gitarist Brandon Seabrook’s Epic Proportions, een octet en ‘Tines of Change’, het nieuwe solo album van bassist Mark Dresser. Alle drie tasten ze de grenzen van de jazz af en gaan er regelmatig flink overheen.
Het kwartet dat we horen op ‘More Touch’ is opmerkelijk te noemen. Naast Brennan op vibrafoon, marimba en elektronica, horen we Marcus Gilmore op drums, Mauricio Herrera op percussie en Kim Cass op bas. Vrijwel alleen slagwerk dus. Brennan komt uit Mexico, Herrera uit Cuba en ook Gilmore is niet vies van de Zuid-Amerikaanse ritmiek. Die is hier dan ook zeker aanwezig, maar mede door het gebruik van elektronica, wel op zeer experimentele wijze. Dat pakt al mooi uit in de ritmische opener ‘Unquiet Respect’, maar op nog veel boeiender wijze in de klankwolken van het titelstuk ‘More Touch’. Geen idee wat ik hier allemaal precies hoor, maar boeiend is het zonder enige twijfel. Nog mooier en ook spannender klinkt het bijna een kwartier durende ‘Space For Hour’. Is dit stuk in het begin een indrukwekkend klankcollage, verderop brengt Brennan het ritme erin, waardoor het stuk totaal van karakter verandert. Maar hoe boeiend ook, er gaat uiteindelijk niets boven die soms wat bevreemdende abstracties, zoals in ‘The Woman Who Weeps’, met verder een boeiende bijdrage van Cass. En die versterking van de vibrafoon met elektronica is een prachtige vondst. Mooi zoals dat uitpakt in ‘Convergences’, terwijl we Gilmore en Herrera op de achtergrond horen.
Epic Proportions, het nieuwe octet van Brandon Seabrook, die we zelf horen op gitaar, mandoline en banjo, bestaat verder uit vocaliste en percussioniste Nava Dunkelman, celliste Marika Hughes, de bassisten Eivind Opsvik en Henry Fraser, Chuck Bettis op elektronica, John McCowen op klarinetten en blokfluiten en tot slot Sam Ospovat op een breed scala aan percussie. De opener, het titelstuk ‘Brutalovechamp’ maakt duidelijk waar hij deze veelzijdige bezetting voor inzet, dit is muziek die alle kanten uitwaaiert en in geen enkel hokje is in te passen. In slechts enkele minuten hoor ik jazz, een vleugje rock, Renaissance muziek en zowel westerse als oosterse folk. In die eerste tien minuten zet Seabrook kortom alles vakkundig op zijn kop, een feest voor al die luisteraars die van de gebaande paden af durven wijken. ‘I Wanna Be Chlophylled I: Corpus Conducter’ valt met name op door het ritmische gitaarspel van Seabrook, klinkend als een op hol geslagen flipperkast. Verderop laat ook Hughes van zich horen, het lijkt wel een kapotte cirkelzaag. Totaal onverwachts, maar bloedmooi is de bijdrage van Hughes in het tweede deel van dit stuk, ‘Thermal Rinse’: een duistere klanknevel. Het werken met stemvervorming maakt ‘Gutbucket Asylum’ tot een verontrustend opwindend stuk. Bijzonder is ook die circusachtige muziek in ‘Libidinal Bouquets’, op een moment dat je het totaal niet verwacht.
Het is al weer even geleden dat Mark Dresser een solo album maakte, ‘Modicano’ stamt uit 2017. Als opmaat naar dit nieuwe album, ‘Tines of Change’ zegt Dresser: “I heard micro-details of the instrument when I practiced alone, that got lost once I played with others, that led to a lot of time thinking about how I could make these exciting soft sounds louder. As a bass player, you’re relegated to what the realities of the acoustics allow. I realized that I could access the sonic details I was hearing by amplifying the bass differently.” Het maakt ook dit album weer tot een heel bijzondere en afwijkend van alles wat ik tot nu toe hoorde aan solo albums van bassisten. Mede dankzij bassist en instrumentenbouwer Kent McLagan die Dresser voorzag van de nodige hulpmiddelen. Reeds in de eerste twee stukken ‘Prolotine’ en ‘Tynalogue’ horen we klanken die we niet direct met een bas associëren. Vaak eerder met een gitaar, soms een harp en met percussie, vooral in die ritmische episode in ‘Tynalogue’. Aparte effecten ook in ‘Harmonicity’, waarin Dresser zijn bas op verschillende wijze prachtig laat zingen. Het begin van ‘Melodine’ is eigenlijk het eerste moment waarop we Dresser met strijkstok een klankbeeld horen neerzetten wat ik volledig met dit instrument associeer, overigens een bijzonder mooi moment vol duistere klanken. Maar ‘Gregorantyne’, waarvoor Dresser ziet inspireren door Gregoriaanse gezangen, klinkt weer allesbehalve naar een bas. De scherpe, hoge klanken doen hier eerder denken aan elektronica. Terwijl in ‘Nakantanitine’ weer een ritmisch, minimalistisch patroon overheerst. En zo creëert hij in ieder stuk, twaalf in totaal, een volstrekt unieke geluidswereld.
Delen van de albums zijn te beluisteren op Bandcamp. De albums zijn daar ook te koop.