Afgelopen zaterdag mocht ik in De Singer het concert van Hank Roberts, Aruán Ortiz en Matt Wilson bijwonen. Van die laatste twee liggen hier ook nog wat Cd’s, een goede gelegenheid om die dan ook maar gelijk aan u voor te stellen, te beginnen met Wilson. Eind vorig jaar verscheen bij Palmetto Records ‘2003 – 2006’ als LP, met daarop twee oudere albums van de in december 2020 overleden pianist Frank Kimbrough. Op zijn uit 2003 stammende ‘Lullabluebye’ horen we Wilson naast bassist Ben Allison, op het uit 2006 verschenen ‘Play’ deelt hij het podium met Masa Kamaguchi en Paul Motian. Verder maakt Wilson deel uit van het Leap Day Trio, verder bestaand uit saxofonist Jeff Lederer en bassiste Mimi Jones, van wie vorige maand het overtuigende ‘Live at The Cafe Bohemia’ verscheen bij Giant Steps Arts.
Kimbrough is een duidelijk lyrisch pianist, zoals we bijvoorbeeld meekrijgen in het vrijwel solo gespeelde ‘Centering’. Maar het komt ook mooi tot uiting in het melodische ‘Kid Stuff’, waarin we ook duidelijk Allison en Wilson horen, maar met name het ritmische spel van Allison valt hier op. En zonder te willen beweren dat ik een kenner ben van Wilson’s spel, verre van, meen ik in ‘Ode’ zijn stijl wel te herkennen: puntig, doelgericht en uiterst ritmisch. Een boeiend stuk waarin Kimbrough duidelijk een evenwicht tracht te vinden tussen melodie en abstractie. Iets dat nog sterker geldt voor ‘Whirl’, waarin we ons middels een duet van Allison en Wilson nog meer in de stijl van die laatste kunnen verdiepen. En ja, dit is helemaal wat ik zaterdag ook mee kreeg. En dan de wijze waarop Kimbrough de melodie van ‘Ghost Dance’ ontvouwt, die perfecte mix vindt tussen geluid en stilte en prachtig hoe we de begeleiding net de juiste accenten horen plaatsen. En als we het over Wilson hebben mag ‘Fu Bu’ niet onvermeld blijven, waarin dat strakke, puntige spel volledig tot uiting komt. Tot slot moet de wonderschone ballade ‘Eventualities’ worden genoemd.
Zoals gezegd horen we drie jaar later Kamaguchi en de in 2011 overleden Motian. Ik vind het lastig om aan te geven waarin het spel van Motian nu precies verschilt in dat van Wilson, maar dat het verschilt is duidelijk. Zo krijg ik het gevoel dat het spel van Motian minder sterk aanwezig is. Neem een vrij ritmisch stuk als ‘Lucent’, waarin Motian een vrij grote rol heeft, net als Kamaguchi. Toch is die laatste hier vrij sterk aanwezig en blijft Motian wat op de achtergrond. Een heel ander voorbeeld van Motian’s spel is het uiterst ingetogen ‘Waiting in Santander’, prachtig hoe hij hier op zeer subtiele wijze met zijn bekkens aansluiting zoekt bij Kimbrough, overigens iets dat zeker ook voor Kamaguchi geldt. Motian’s eigen ‘Conception Vessel’ vangt aan met een drumsolo, hier hoor je ook dat zijn spel minder puntig en minder direct is. Bij Kimbrough stond ik reeds uitgebreid stil, maar ‘Jimmy G’ moet in dit verband zeker nog worden genoemd, prachtig zoals hij de melodie hier vormgeeft. Dat Motian zich uitstekend thuis voelde bij pianisten, hij werkte onder andere lang samen met Bill Evans, horen we goed terug in het opwindende ‘Little Big Man’.
Terug naar Wilson en het Leap Day Trio. Opnames uit februari 2020, gemaakt in het legendarische Cafe Bohemia in New York, dat in 2019 weer werd heropend. We horen direct in ‘Dewey Spirit’ dat strakke, bijzonder ritmische spel van Wilson en iets meer op de achtergrond de groove van Jones. Het tempo zit er uitstekend in en vormt een perfecte basis voor een swingende Lederer. In een solo van Jones horen we mooi hoe goed deze dame het ritme aanvoelt, dit swingt! Prachtig stuwend spel ook in ‘Leap of Faith’. Het inspireert Lederer tot gruizig werk op de tenorsax. En beluister vooral de solo’s van Jones in ‘The Dream Weaver’ en ‘Ghost Town’, om nog meer gevoel te krijgen bij de swing in haar spel. In ‘Strival for Survival’ doet het trio er nog een schepje bovenop en tast Lederer op prachtige wijze de grenzen van zijn instrument af. ‘Leap Leap’ vangt aan met een solo van Wilson, een meeslepend ritmische en de opmaat van een bijzonder opzwepend stuk.