Ik vervolg mijn serie recensies gewijd aan de solo piano met twee vrij bekende pianisten. Enige tijd geleden bracht Challenge Records ‘The Vienna Sessions’ uit van Markus Burger, met daarop de weerslag van twee middagen pianospelen in Wenen, augustus 2019. Maar helemaal bijzonder is ‘HOME S.’ van Esbjörn Svensson, dat verscheen bij ACT. Het gaat hier om teruggevonden opnames uit het voorjaar van 2008, een paar maanden dus voor zijn vroegtijdige overlijden.
“I found my time in Vienna relaxing, inspiring, and deeply spiritual. I hope you, the listener, will enjoy the music as much as I enjoyed playing it.” Het zijn de slotopmerkingen van Burgers woorden in het tekstboekje. Het is een sfeer die we direct voelen in opener ‘Daybreak’, breekbare noten vormen een overtuigende melodie. Vrolijk, passend bij die maand augustus, maar zeker ook een zekere fragiliteit en een vorm van melancholie uitstralend. Burger is vooral een sterk melodisch pianist die de eenvoud geenszins schuwt. Hij maakt muziek die zowel de liefhebber van de meer melodische jazz zal aanspreken, als die van gecomponeerde muziek, een keuze horen we hem hier namelijk niet maken. Horen we hem in ‘Along the Creek’, ‘Café Mozart’ en dat prachtige ‘Fall Days’ qua ritmiek vooral bij die jazz aansluiten, qua harmonie is zijn muziek eerder beïnvloed door wat we dan gemakshalve maar klassieke muziek noemen. Stukken als ‘Morning Mist’ en ‘O Great Love’ voldoen hier aan, maar ook elementen uit ‘Harmonic Stroll’. En als ik het heb over melancholie, dan moet ‘Cibelle’s Lullaby’ worden genoemd en die prachtige combinatie van ritme en melodie die we hier aantreffen. En dan duikt hij in ‘Dulcimer’ ineens onder de klep, inderdaad alsof we met dat instrument van doen hebben, boeiende patronen ontvouwt hij hier in nog geen twee minuten. Als klap op de vuurpijl en het doet ons denken aan de eerder geciteerde woorden van Burger, klinkt ‘Rejoicing’. Een mooie afsluiter van een prachtig recital.
Na twee rustige stukken, ‘Alpha’ en ‘Beta’, het lijkt of Svensson wat op gang moest komen, vormt ‘Gamma’ het omslagpunt. In eerste instantie overheerst de kern, het raakt aan een melodie, zonder dat deze echt tot wordt uitgewerkt. Tot het ritme erin kruipt en hij een mooi weemoedige blues ontvouwt. Dat ritme houdt hij vast in ‘Delta’ en ‘Epsilon’. Alle soberheid is nu uit zijn spel verdwenen, we horen hier zelfs invloeden vanuit de Barok terug. In ‘Zeta’ keert Svensson weer terug naar de melodie en wel een bijzonder fragiele, aangelengd met een flinke scheut melancholie. Het is niet voor lang, in ‘Eta’ laat de pianist het weer ritmisch stromen, de blues wederom in zijn muziek verwelkomend, tot hij tegen het einde deze verruilt voor ingetogen abstractie. In de laatste twee stukken, ‘Theta’ en ‘Iota’ is de invloed van Barok muziek weer nadrukkelijk aanwezig, vooral in het laatste stuk valt dat op.