Vandaag staat Benjamin Britten centraal, één van de grootste componisten die Engeland ooit heeft gekend. Het Noorse Ensemble Allegria voert ‘Variations on a Theme by Frank Bridge, opus 10’ uit, naast stukken van Lars Petter Hagen en Richard Strauss op een bij Lawo Classics verschenen album dat als titel Britten – Hagen – Strauss meekreeg en het Belifante Quartet nam zijn tweede strijkkwartet op, alsmede drie Divertimenti en combineerde dat met werk van John Playford en Caroline Shaw. ‘Ellipse’ verscheen bij 7 Mountain Records.
De rode draad in het album van Ensemble Allegria is dat alle drie de componisten zich hier schatplichtig tonen aan hun voorgangers, Britten aan Bridge, zoals de titel al aangeeft; Strauss aan Beethoven in zijn ‘Metamorphosen’ en Hagen weer aan Strauss in zijn ‘Strauss Fragments’. Daarnaast zijn dit alle drie stukken voor een strijkers ensemble, want dat is Ensemble Allegria. “To F.B. [Frank Bridge] A tribute with affection and admiration.” kreeg Brittens ‘Variations’ als ondertitel mee, waarmee de componist terugkijkt op al die uren privéles die hij had van Bridge, violist en componist. Britten schreef het in 1937, op vierentwintigjarige leeftijd en niet lang nadat hij was afgestudeerd aan de Royal College of Music en met enige haast want de Salzburger Festspiele had hem om een stuk gevraagd. We beginnen met het bijna twee minuten durende ‘Introduction and Theme’, waarna tien variaties volgen. Die variaties hebben allen een heel verschillend karakter, zo is de tweede fel dynamisch, terwijl we in de derde de romantiek terug horen. Mooi is ook de spanning die Britten weet op te bouwen in de achtste variatie, met name door de rol die de cello’s spelen.
Het meest bijzondere aan Strauss’ uit 1949 stammende ‘Metamorphosen’, waarin hij Beethovens derde symfonie citeert, is dat alle drieëntwintig strijkers solopartijen spelen, een hele uitdaging voor zo’n ensemble. Maar het is ronduit prachtig hoe dit ensemble vorm geeft aan dit werk, waarin Strauss op bijzonder ingenieuze wijze die strijkersklanken met elkaar verweeft tot een web aan klanken. Hij schreef het in maart 1945, terwijl Hitler’s rijk op zijn laatste benen liep en Strauss lijkt hier te verwijzen naar een nieuwe tijd, gevat in de titel en deze wonderlijke klanken. Hagen borduurt in zijn ‘Strauss Fragments’ op uiterst subtiele wijze op dit stuk door. We horen duidelijk de verwantschap, maar we horen ook hoe Hagen hier duidelijk het één en ander aan toevoegt en hoe hij zijn eigen stem laat horen.
Britten schreef zijn tweede strijkkwartet ook in 1945, het is het stuk waar ‘Ellipse’, het debuutalbum van het Belinfante Quartet mee opent. Hij schreef het ter gelegenheid van het 250ste sterfjaar van Henri Purcell, een componist die voor Britten een belangrijke inspirator was. Wat overigens niet betekent dat hij hier uitgebreid teruggrijpt op de muziek van Purcell, het is in eerste instantie Britten. Het eerste deel klinkt nog vrij bescheiden, al legt Britten hier al een lyrische basis. Een lijn die hij doortrekt in het opvallend complexe tweede deel, waarin we op menig moment het gevoel krijgen dat we met meer instrumenten van doen hebben dan vier, tevens valt hier de vrij grote mate van abstractie op die Britten bij vlagen hanteert. Mooi is ook het bijzonder ingetogen derde deel. De drie divertimenti schreef Britten in 1936, nog tijdens zijn studie bij Bridge. Qua stijl zijn ze hier dan ook duidelijk aan verwant. Maar zeker gezien het feit dat het hier om één van zijn eerste composities gaat, geen onverdienstelijk werk.
In het kader van deze blog moet ik zeker ook nog stil staan bij ‘Plan and Elevation’ van Shaw, een stuk uit 2011. Het stuk begint prachtig met ‘The Ellipse’, waarin direct de boeiende onderstroom horen die ons in de komende vijf delen vergezelt, met als hoogtepunt het vierde, ‘The Orangery’.