Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 23 februari 2023
Tussen 2010 en 2013 schreef de Duitse componist Enno Poppe aan zijn uit zes delen bestaande cyclus ‘Speicher’. En ondanks dat losse delen reeds eerder in Nederland te horen waren, was een integrale uitvoering er nog niet van gekomen. Tot deze week Klangforum Wien in zowel De Doelen als het Muziekgebouw aan ’t IJ ons de gelegenheid bood de complete cyclus te beluisteren. Voor het orkest stond de ook nu weer in topvorm verkerende Bas Wiegers.
‘Speicher’ betekent ‘opslag’, ‘reservoir’, maar ook ‘geheugen’, bijvoorbeeld in de vorm van een harde schijf van een computer. Het krijgt zijn weerslag in dit stuk in de zin dat Poppe continu teruggrijpt op reeds eerder in het stuk gebruikte noten en structuren. Maar niet alleen dat, Poppe refereert ook duidelijk aan de traditie van gecomponeerde muziek. Net als ieder ander is ook hij immers beïnvloed door wat er voor hem gebeurde. Vorm is daarbij voor Poppe, hij kwam hier pas nog voorbij naar aanleiding van twee nieuwe Cd’s met zijn muziek, altijd heel belangrijk. Ondanks dat het lang niet altijd voor ons als luisteraars zo klinkt, heeft bij hem alles een reden en een functie. Zo beginnen de delen meestal met wat losse, bijna verkennende noten. In het eerste deel gaat het daarbij bijvoorbeeld om wat stroef klinkende strijkbewegingen waarin pas wat verderop structuur ontstaat. Hectiek wisselt hij mooi af met wat meer ingetogen en spannende momenten in dit deel, waarin vooral de strijkers overheersen, mooi zoals hij deze hier laat ‘zingen’. Bijzonder is dat in het tweede deel de strijkers geen rol spelen. Hier is het aan de ene kant de piano, het accordeon en de harp en zijn het aan de andere kant de blazers die het klankbeeld bepalen, ze wisselen elkaar op boeiende wijze af.
In beide delen gaat het er vrij hectisch en dynamisch aan toe, waarin vooral ook de ijselijk hoge klanken van de fluiten opvallen, dat terwijl in het derde deel, waarin de strijkers weer een grote rol spelen het klankpalet over het algemeen veel meer ingetogen is. Fragiele, microtonale klankwolken bepalen hier vooral de sfeer en opvallend zijn de solo partijen van de beide violen en de altviool, prachtig verweven door dit deel. Het abrupte einde valt op.
Het vierde deel is vrij abstract, met een krachtige, maar ook wat hoekige dynamiek. Een deel ook waar wederom die hoge klank van de blazers opvalt. Via het slechts twee minuten durende vijfde deel komen we bij het langste deel, het zesde. Met name in het begin klinkt de muziek hier vrij slepend waarbij de lange lijnen van de blazers sterk opvallen, tot ook hier de inmiddels bekende hectiek gaat overheersen, toe werkend naar een climax. Een groots werk, razend interessant, maar ongetwijfeld ontzettend lastig om te spelen en te dirigeren. Het is echter de kwaliteit van deze topmusici dat het overal vanzelf lijkt te gaan en ze ons zonder kleerscheuren door deze wonderlijke cyclus weten te leiden.