De Sloveense pianiste Kaja Draksler, die overigens dertien jaar in Amsterdam bivakkeerde voordat ze onlangs besloot deels in Kopenhagen en deels in Trboje (Slovenië) te gaan wonen, is inmiddels uitgegroeid tot een bijzonder eigenzinnige en creatieve pianiste. De titel ‘In Otherness Oneself’, die zij haar bij Unsounds verschenen solo album meegaf is dan ook goed gekozen. We horen haar ook in ‘Grow’, het album dat ze samen met de Portugese trompettiste Susana Santos Silva maakte voor Intakt. De twee zijn geenszins onbekende voor elkaar. Ze werken regelmatig samen en maakte in 2015 al ‘This Love’.
Over de titel van haar solo album, die komt uit het gedicht ‘Aquoueh R-Oyo’ van Cecil Taylor, zegt Draksler zelf: “as a person who speaks and understands different languages, I have an impression that my identity is multifaceted, I have to lose something in myself in order to let the “spirit” of a new language inside me. So in this way I am constantly becoming in otherness myself.” Verder haalde Draksler inspiratie voor dit album uit voodoo en het gegeven dat de mens de muziek beïnvloedt, maar de muziek ook de mens. Ze verrast ons direct met ‘Away!’, waarin we allereerst Robert Frost zijn gedicht ‘In the Clearing’ horen voordragen, te midden waarvan we Draksler enige noten horen aanslaan. Om dit vrij lange stuk verderop op prachtige wijze verder uit te bouwen, waarbij hedendaags gecomponeerde muziek en vrije improvisatie gelijk opgaan. De tweede verrassing openbaart zich tegen het einde als we de vocalistes Laura Polence en Björk Níelsdóttir horen, waar Draksler ook in haar Octet mee samenwerkt.
‘Downward and Inward’ lijkt wat meer op de muziek die ik van Draksler gewend ben, balancerend tussen melodie en abstractie. Het eerder genoemde citaat betekent voor Draksler ook dat ze in ieder stuk een andere muzikale taal uitprobeert, met een heel wonderlijk resultaat in ‘Prst, roka, laket’, waar ze met kwarttonen werkt. ‘Tenis Stołowy’ bevat ook een gesproken tekst. We horen Witold Gombrowicz zijn gedicht ‘Dzienniki’ voorlezen. Alleen hier integreert Draksler de gesproken woorden naadloos in haar pianospel.
Ook in ‘Moonrise’, de opener van ‘Grow’ blijkt de piano van Draksler geprepareerd. Hij klinkt meer als een klokkenspel dan als een piano. Ze is niet de enige, het trompetspel van Santos Silva klinkt al even ongewoon in dit bijzonder abstracte en wat weerbarstige werkstuk. ‘Close’ vangt aan met een lang aangehouden trompetklank, voorzien van allerhande kleine schermutselingen. Langzaam dringt Draksler dit klankpalet binnen met een sterk repetitief patroon in het hoge register, een geluid dat veel weg heeft van rollende knikkers. En tegen het einde is de creativiteit grenzeloos, puren de twee dames de meest onverwachte en verontrustende geluiden uit hun instrumenten. ‘Liquid Rock’ bewijst dat het nog extremer kan, de lijnen die Santos Silva hier blaast doen je de haren te berge rijzen. En verderop worden ze gecombineerd met strak ritmisch en overrompelend pianospel, verwordend tot een boeiend geheel. En dan klinkt tot slot het titelstuk ‘Grow’ waarin we Draksler percussieve klanken horen produceren, onder de klep van haar piano? Of trommelt ze op het instrument? Het klinkt in ieder geval boeiend en vormt een mooi fundament voor de uiterst ingetogen noten die Santos Silva hier blaast. Verderop gooit ze haar klavier weer in de strijd voor een andermaal verontrustend duet. Het contrast is groot met het tweede deel: een prachtig microtonaal klanklandschap.
Beide albums zijn (deels) te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: