De Singel, Antwerpen – 10 februari 2023
Achtentachtig is hij inmiddels, Adolph Johannes Brand, beter bekend als Abdullah Ibrahim, de naam die hij in 1968 aannam toen hij zich bekeerde tot de Islam. Een paar jaar eerder was hij doorgebroken, met dank aan Duke Ellington die hem introduceerde bij Reprise. Hij woonde toen in Europa, in ballingschap voor het onmenselijke regime in zijn geboorteland Zuid Afrika. Een afkomst die altijd een bijzondere rol zou blijven spelen in zijn jazzmuziek. Gisterenavond stond hij in de net niet uitverkochte grote blauwe zaal van De Singel, Antwerpen.
Jaren ben ik al fan van deze man, niet eerder zag ik hem optreden. Dan laat je zo’n kans natuurlijk niet voorbij gaan. Vooral niet omdat hij waarschijnlijk niet lang meer onder ons zal zijn. Overigens belette leeftijd hem niet om een prachtig concert te verzorgen. Weliswaar had hij hulp nodig om op het podium de afstand naar zijn piano af te leggen, daar eenmaal achter zittend, vielen die achtentachtig jaren weg. Wat ik vooral zo boeiend aan Ibrahim’s spel vindt is die integratie van Zuid Afrikaanse muziek in de jazz, zo koeste ik het uit begin jaren ’70 stammende ‘The Pilgrim’, dat hij maakte met bassist Johnny Dyani.
Die Zuid Afrikaanse wortels hoorden we ook zeker terug in dit soloconcert, al was het minder expliciet. Iets dat overigens ook geldt voor het uit 2021 stammende ‘Solotude’ en dat als aanrader geldt voor wie het navolgende wil kunnen plaatsen. Hij zat nog niet koud achter zijn instrument of de eerste akkoorden klonken al. Een aantal patronen volgden, opvallend genoeg van elkaar gescheiden door verhoudingsgewijs lange momenten van stilte. Iets dat er een opvallend effect aan gaf, als luisteraar krijg je immers de tijd om de muziek op je te laten inwerken. In die eerste fase overheerste ook de abstractie. Het bewoog naar een melodie, zonder dat het ook echt gebeurde en het bewoog richting ritme, zonder het te worden. Beiden kwamen pas later.
Ibrahim is in zijn jazz sterk beïnvloed door Duke Ellington en Thelonious Monk, zeker in zijn melodievorming. Maar wat die twee niet hadden, is natuurlijk die Afrikaanse achtergrond. Het duurde gisteren vrij lang voordat die expliciet werd en de fragmenten waren vrij kort. Maar die fragmenten waren wel heel kenmerkend voor zijn stijl: de ritmische patronen gespeeld met de linkerhand, sterk repetitief en voorzien van de meest aansprekende groove denkbaar. Daarin komen volksmuziek, gospel en blues op effectieve wijze samen. Een ander kenmerk van zijn muziek hoorden we vaker. En dat is het vermogen om met heel weinig noten, een paar akkoorden de sfeer neer te zetten, je als luisteraar te pakken en mee te trekken in het verhaal. En verhalen waren er genoeg gisteren, korte verhalen, aaneengeregen tot een recital van een uur, waarna nog twee toegiften klonken, de eerste op piano, waarin het bovenstaande samenkwam, de tweede middels een ontwapenende vocale bijdrage, zijn Afrikaanse wortels verklankend.