De ster van pianist Elias Stemeseder is reizende. Intakt Records bracht vorig jaar zijn eerste ‘Piano Solo’ album uit en Plaist realiseerde onlangs ‘Penumbra’ waarop we hem horen met drummer en percussionist Christian Lillinger. Verder fungeert hij als sideman in meerdere groepen, waaronder die van de Poolse saxofonist Marek Pospieszalski, waarin we verder bassist Max Mucha en drummer Max Andrzejewski aantreffen. Het laatste album van diens kwartet, ‘Dürers Mother’ kwam uit bij Clean Feed.
Een pianist leer je het best kennen via zijn solowerk en dat geldt ook voor Stemeseder. ‘Piano solo’ nam hij dan ook uiterst serieus. Achttien maanden voorbereiding, zes uur opnames en nog was Stemeseder na afloop, zo zegt het tekstboekje, onzeker over het resultaat. Ruim een half jaar later kon hij eindelijk instemmen met de uitgave van dit album. Nu kunnen we wel zeggen dat die onzekerheid nergens voor nodig was, bij deze, maar wellicht is het daardoor nu juist zo’n mooi album geworden. Vijftien stukken, waarvan een deel bijzonder kort is en waarvan er maar twee de zes minuten overschrijden, waaronder de stomende opener ‘Anthropocene’. Sterk verdichte patronen met de linkerhand, begeleiden de voorzichtige melodie. Na één staccato noot in het nog geen minuut durende ’tau’ volgt in ‘lem-botanik I’ een bevreemdend cluster noten in het hoogste register. ‘cc/choral’ is het eerste ‘normale’ stuk, een onvervalste jazzballade met een kop en een staart. Maar dat is een uitzondering, Stemeseder sluit in zijn spel meer aan bij hedendaags gecomponeerd dan bij jazz en stelt er duidelijk behagen in om in ieder stuk een ander patroon voor te stellen en uit te werken, zoals dat energieke staccato patroon in ‘Rekursiv 1357 closing’. Een mooi album, mits je van een beetje dwarse en experimentele pianistiek houdt.
We weten inmiddels dat Lillinger eveneens een fascinatie heeft voor complexe patronen en met dit solo album in gedachten was ik dan ook benieuwd. Maar eerst: Stemeseder speelt hier geen piano, maar is te horen op spinet, synthesizer en elektronica. Dat laatste eveneens bediend door Lillinger die gelukkig ook op zijn drumstel te horen is. Direct al in ‘Sulfur Rekurs’ met een vrij fel ritmische patroon, waar al snel Stemeseder zich bijvoegt. De muziek is niet totaal abstract, maar zeker ook niet echt melodisch, het hangt er een beetje tussen in. Wel heel ritmisch en dan op een bijzonder complexe wijze, waarvan als mooie voorbeelden ‘Tpoxoi’ en ‘Tek’ kunnen dienen. Zo complex dat je als luisteraar vrijwel geen houvast krijgt. Maar opvallender vind ik nog het futuristische, industriële geluid in deze muziek. Het album roept bij mij dan ook eerder associaties op met experimentele elektronica dan met jazz. Bijzonder is ook het vrij lange ‘Ictus’ en dan met name vanwege het klanklandschap dat Stemeseder hier vormgeeft.
Twee albums die duidelijk de voorkeur van Stemeseder aangeven. Heel anders klinkt ‘Dürer’s Mother’, een album dat veel meer voldoet aan het predicaat ‘jazz’, ook al stelt Pospieszalski zelf dat hij beïnvloed is door uiteenlopende klassieke componisten als Franz Schubert, Benjamin Britten en Helmut Lachenmann. Wat mij vooral opvalt is de toon van deze saxofonist, die excelleert in bijzonder fijnzinnig spel. En ik speel geen saxofoon, maar dat lijkt me veel lastiger dan hard spelen. Maar goed, hij werd dan ook niet voor niets door het Duitse tijdschrift JazzThing uitgeroepen tot één van de vijfentwintig meest veelbelovende Europese jazz musici. We horen hier dus een andere kant van Stemeseder, al is zijn spel in ‘Primitive Memory Structures’ en zeker in de ritmiek van ‘Parallel Universes’ toch ook zeker herkenbaar. Een hoogtepunt is het verstilde ‘The Last Romantic’ en dan met name vanwege de klankwereld die bassist Mucha en drummer Andrzejewski hier creëren en waar Pospieszalski een prachtig donker gekleurde geluidssculptuur bij optrekt. Verderop klinkt Stemeseder met voorzichtig gedoseerde noten, die romantiek in herinnering roepend.
De albums zijn (deels) te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop: