Een andere gezaghebbende Duitse componist, er zijn er nogal wat, is Wolfgang Rihm. Inmiddels meer dan een halve eeuw actief als componist heeft hij inmiddels een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Hier allereest aandacht voor het bij Wergo Schott verschenen ‘Grat | Edge’, met daarop werk voor cello binnen de kamermuziek. Verder aandacht voor twee delen in de serie ‘Musica Viva’ van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. Nr. 39 bevat ‘Sphäre nach Studie’, Stabat Mater’ en ‘Male über Male 2’, nr. 40 het Cd vullende ‘Jagden und Formen’.
Maar eerst naar de kamermuziek en de oudere stukken van Rihm, zoals het tweede strijktrio uit 1969, het derde, opus 9 uit 1971 en ‘Grat’, voor cello solo van een jaar later. De twee trio’s worden gespeeld door Friedrich Gauwerksy, die ook in de andere stukken de cellopartij voor zijn rekening neemt, violiste Alexandra Greffin-Klein en altviolist Axel Porath. Wat reeds in deze stukken opvalt is de originele benaderingswijze van Rihm. Het is zeker hedendaagse muziek, maar het voldoet ook helemaal aan Rihms stelling: “Ich will bewegen und bewegt sein. Alles an Musik ist pathetisch”. Een mooi voorbeeld is het eveneens uit één deel bestaande derde trio, Rihm was pas negentien toen hij het schreef. Hij weet in dit trio zeker te emotioneren, iets dat nog versterkt wordt door het prachtige spel van deze musici. En in die zin week Rihms muziek toen al af van de gangbare norm. Nog sterker geldt dit voor ‘Grat’, de krachtige cellobewegingen stralen een grote mate van emotionaliteit uit, evenals de schreeuw die we tegen het einde horen. Vergelijken we deze jeugdwerken met ‘Duomonlog’ voor viool en cello uit half jaren ’80 en het mooi ingetogen ‘Von Weit’ voor cello en piano (Florian Uhlig) uit 1993, dan zien we dat er in die jaren weinig verandert in de stijl van Rihm.
‘Sphäre nach Studie’ stamt oorspronkelijk eveneens uit 1993, maar werd door Rihm in 2002 herzien. Het is gecomponeerd voor zes musici, hier allen leden van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en vertoont een zeldzame dynamische spanning, met name door het gebruik van ritmiek. ‘Male über Male 2’ is eveneens een stuk voor een relatief kleine bezetting, de twee klarinetten zijn gegeven, de overige negen zijn wederom vrij te kiezen. De klarinetten zijn in dit vrij ingetogen stuk leidend, met vaak extreem hoge noten, daarom heen horen we de andere instrumentalisten prachtige klankwolken creëren. Alleen de piano zorgt soms voor stevige contrasten. Het derde stuk op dit album is het uit 2020 stammende en dus vrij recente ‘Stabat Mater’. Ondanks dat Rihm de Latijnse tekst gebruikt, is het stuk voor hem niet in eerste instantie een liturgisch werk, maar “eine Dichtung, einen subjektiv dichterisch gestalteten Betrachtungsmoment”. Naast de bariton Christian Gerhaher horen we altvioliste Tabea Zimmermann, die hier gisteren nog voorbij kwam in een stuk van Enno Poppe, in een soort van tweede stem, een prachtige vondst. En ook in dit stuk is er volop ruimte voor passie en ontroering.
Het uit zestien delen bestaande ‘Jagden und Formen’ is er in twee versies, de eerste componeerde Rihm tussen 1995 en 2001, de tweede, die op Musici Viva nr. 40 staat, stamt uit 2008. Die titel drukt dynamiek, ‘jagden’ en stabiliteit, ‘Formen’ uit, een schijnbare tegenstelling. Bij Rihm vormen ze echter niet zo zeer tegenpolen als wel twee kanten van dezelfde medaille. En het is een stuk voor orkest, maar dan wel een orkest, hier onder leiding van Franck Ollu, van opvallend bescheiden afmetingen. Met een vrij uitgebreide blazerssectie, maar met slechts twee violen, een altviool, een cello en een contrabas. Meer een ensemble dus dan een orkest. Een gegeven dat nog versterkt wordt door het feit dat we vaak maar enkele instrumenten tegelijkertijd horen, vorm gevend aan die hier bovengenoemde tegenstelling. Een bijzonder dynamisch stuk.