Enno Poppe behoort inmiddels tot de meest beroemde en productiefste Duitse componisten. Daarnaast geldt hij als één van de belangrijkste dirigenten van hedendaagse gecomponeerde muziek, zo dirigeerde hij in 2019 nog Ensemble Modern tijdens November Music. Wergo Schott brengt zijn werk uit in een qua design herkenbare serie. Eerder verschenen daarin ‘Rundfunk’ en ‘Stoff’, die laatste kwam ook hier aan bod en vorig jaar kwamen daar ‘Filz’ en ‘Tonband’ bij, die hier centraal staan. Op het laatste album horen we ook de componist Wolfgang Heiniger, samen schreven ze het titelstuk.
‘Filz’ begint met het titelstuk, voor altviool en kamerorkest. Het viel u bij de albumtitels wellicht al op, Poppe geeft zijn composities vrijwel altijd een naam bestaand uit één woord. Wat al eerder ter sprake kwam is het weerbarstige, ongenaakbare karakter van zijn muziek. Over het werken met patronen zei ik eerder: “Het zijn bij hem nooit mooi gepolijste patronen, maar eerder ruw uitgehouwen blokken, die langs elkaar heen schuren”. Direct in ‘Filz’ dat begint met een altvioolsolo, prachtig vertolkt door Tabea Zimmermann, valt dat ook op. Het is een patroon, beweegt zich zelfs richting een melodie, maar wel een patroon dat aan alle kanten schuurt, met een enigszins verontrustend effect. De klank van het ensemble, Ensemble Resonanz, gooit daar nog een flinke schep bovenop. In het tweede deel neemt de dynamiek toe en valt het schurende karakter van de muziek nog sterker op, met name in de bijdrages van de altviool, alleen weggelegd voor de allerbesten.
Dit album bevat ook een uitvoering van ‘Stoff’, de oorspronkelijke versie uit 2015 schreef Poppe “für neun Spieler”, de versie uit 2018 die we hier horen is “für neun Streicher”. Vanzelfsprekend levert dat, zo zonder blazers, een geheel ander klankbeeld op. Het is even wennen, maar aan de andere kant valt hier mooi op hoe divers het klankbeeld kan zijn met alleen strijkers. Heel bijzonder is ook ‘Wald’, voor vier strijkkwartetten en de wijze waarop Poppe hier deze bezetting aanwendt. Zo begint het stuk met de vier altviolisten die samen een patroon vormgeven, een zeldzame rauwheid tentoon spreidend. Op andere momenten horen we weer juist de kwartetten als een eenheid optreden. En net als in ‘Stoff’ werkt Poppe hier met patronen, al zijn die soms wat lastig te onderscheiden. Aan het einde valt alles samen in één magnifiek glissando, langzaamaan de hoogste klank regionen zoekend.
‘Tonband’ begint met ‘Feld’, voor twee piano’s en twee percussionisten en wordt net als de andere stukken op dit album gespeeld door het Amerikaanse Yarn/Wire. Natuurlijk is Poppe bekend met Béla Bartóks beroemde stuk voor dezelfde bezetting, ‘Sonate voor twee piano’s en percussie’ uit 1937 en resoneert dat mee in zijn compositie. Ook in zijn stuk hoor je goed terug hoe dicht piano en percussie in wezen bij elkaar staan, zeker als je ze in deze combinatie hoort. Tevens horen we hier die voorliefde voor, vaak redelijk hermetische, maar ook fel ritmische patronen terug. Een bijzonder dynamische compositie. ‘Tonband’ is anders dan we van Poppe gewend zijn, in de zin van dat hier ook elektronica wordt ingezet, te schrijven op het conto van Heininger. De twee percussionisten zetten, via contactmicrofoons keyboards in werking. Wat hier ook opvalt, in dit ruim een half uur durende stuk, is dat Poppe minder met patronen en ritmiek werkt, het stuk is eerder te definieren als een klankcollage. Tot slot bevat het album nog het speciaal voor Yarn/Wire geschreven ‘Neumond’ van Heininger, voor twee keyboards en twee percussionisten, een al even boeiende klanksculptuur.