Concertgebouw (NTR ZaterdagMatinee), Amsterdam – 26 november 2022
Het programmaboekje van dit NTR ZaterdagMatinee, geschreven door Michiel Cleij, vangt aan met de verzuchting van Erik Voermans bij het overlijden van Otto Ketting in 2012: zou hem hetzelfde lot wachten als al die andere Nederlandse componisten: zelden meer gespeeld worden. Het antwoord luidt “ja”, zo gaan wij hier om met ons muzikale erfgoed. We luisteren hier immers liever muziek van buitenlandse componisten, het liefst al een eeuw of langer geleden overleden. En zo klonk gisteren de vierde symfonie van Ketting, vijftien jaar na de première, voor de tweede keer in zijn bestaan.
En als dat nu nog zo’n onmogelijk werk was geweest, waar maar een zeer kleine groep liefhebbers van kan genieten, dan was het nog enigszins te begrijpen geweest. Maar nee hoor, bij deze symfonie zit je je continu af te vragen waarom in die vijftien jaar geen enkel orkest zich hiertoe gezet heeft, dit is echt geen stuk waarbij de halve zaal wegloopt. In tegendeel, Ketting betoont zich hier van zijn beste kanten. Nu was Ketting ook zeker geen modernist, hij hield van de muziek van Igor Stravinsky, in dit programma vertegenwoordigd met zijn vioolconcert, maar ook van Jean Sibelius, vertegenwoordigd met de tweede symfonie, Anton Bruckner, Alban Berg en zijn leermeester Karl Andreus Hartmann. Kortom een componist met een veelzijdige smaak, die echter niet bij deze grote componisten bleef hangen, want verderop in die vierde symfonie horen we ook sporen van minimal music terug. Bijzonder is de opening, waarin we vrij lange tijd alleen trommels horen, samen met de trombones en de tuba, een melancholieke, mede dankzij het donkere timbre wat weemoedige frase. Pas dan komen de strijkers erbij met een langgerekte klanknevel. Als verderop de blazers en de contrabassen zich er weer bijvoegen, glipt ook de duisternis weer naar binnen, de invloed van Bruckner is hier hoorbaar. Gaandeweg verandert de symfonie van karakter, komen er meer dynamische passages en wordt duidelijk dat Ketting ook heel beeldend kon componeren, hij heeft niet voor niets ook filmmuziek geschreven. Het is dan ook vooral de spanningsopbouw die hier opvalt, samen met tegen het einde die ritmische patronen.
En dat vioolconcert van Stravinksy is heel mooi, gloedvol gespeeld door Ilya Gringolts, iets dat vooral mooi tot uiting komt in die twee vrij ingetogen ‘Aria’s’, maar zeker niet mooier of briljanter dan die vierde van Ketting. Ook hier overigens veel afwisseling, in die zin zie je wel de link tussen hun beider muziek. Opvallend daarbij is ook dat zowel Ketting als Stravinsky de invloed van andere stijlen dan de meest vertrouwde niet schuwden, bij Ketting was dat hier de minimal music, bij Stravinsky de volksmuziek, overduidelijk aanwezig in het afsluitende ‘Capriccio’.
Ach, gingen wij maar met onze componisten om als de Finnen met hun Sibelius. Daar staat hij, Hannu Lintu, voor het Radio Filharmonisch Orkest. Natuurlijk speelt hij Sibelius’ Tweede uit het hoofd. Al die Finse dirigenten kennen hun Sibelius van buiten, het is ze met de paplepel ingegoten. Hij kent iedere noot, heeft over iedere noot een mening en leidt dit, ook nu weer prachtig spelende orkest, op geweldige wijze door dit wonderlijke stuk, overigens hadden wij bij zijn lezing van Kettings vierde ook niets te klagen. Het moet gezegd, Sibelius is een klasse apart. Dat wordt iedere keer weer duidelijk als je zijn muziek hoort. Een muzikale achtbaan waarin de componist je meetrekt in zijn eigen gevoelswereld, geen muziek zo persoonlijk als die van Sibelius. Velen vonden in dit stuk uit 1901 inspiratie voor de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Russen, ze willen nu niet voor niets zo graag bij de NAVO, maar Sibelius wilde er alleen maar over zeggen dat de muziek “uit het diepst van zijn ziel kwam”. Maar helemaal gek was het van die nationalisten nu ook weer niet, de turbulentie in Sibelius’ binnenste, hij was mentaal allesbehalve stabiel, bleek aardig overeen te komen met die in zijn vaderland.
Zoals altijd kunt u het concert hier beluisteren.