De Italiaanse componist, percussionist en beeldend kunstenaar, de schilderijen op de Cd hoesjes zijn van zijn hand, Sergio Armaroli kwam hier niet eerder voorbij. Leo Records brengt echter veel van deze man uit, zodat ik er nu toch eens aan moet geloven. Op drie recente albums is hij te horen in duet, zichzelf beperkend tot de vibrafoon. Op ‘Angelica’ en ‘Dance Steps’ horen we hem met twee collega slagwerkers: Fritz Hauser en Roger Turner, terwijl hij op het recente ‘Rib Music’ samenwerkt met dichter Steve Day.
Armaroli en Hauser spelen op ‘Angelica’, met de titel verwijzend naar de plaats waar de opnames plaats vonden, twee lange stukken: ‘Structuring the Silence’ en ‘Angelica’. Mooi gekozen is die eerste titel, want dat is immers wat hier in wezen gebeurt: het structuren, afbakenen van de stilte, middels geluid. En het blijkt een prachtige combi, die van vibrafoon met drums. Met een prachtige, maar ook wat stug ritmische passage in de negende minuut en wat verderop een schitterende, poëtische solo van Armaroli, terwijl Hauser deze zeer spaarzaam doorklieft met een bijna grommend geluid. En dan is het bijna stil, een stilte waaruit we Hauser met golven aan geluid horen ontsnappen, waarna eerst Armaroli en dan Hauser hun krachtige en ritmische patronen ontvouwen, culminerend in een boeiend duet. En dan moet die schitterende solo van Hauser nog komen. Het tweede stuk vangt aan met een solo van Hauser, al snel gevolgd door een bijzonder boeiend duet, waarin het ritme centraal staat.
‘Dance Steps’ bevat negen, vanzelfsprekend veel kortere stukken. En hier ligt de nadruk meer op geluid, dan op ritme. Iets dat tot bijzonder creatieve combinaties leidt, bijvoorbeeld in ‘Tangle’, ‘Paste Duchamp’ en ‘Stop Tea’, met als hoogtepunt dat spervuur aan roffels in het laatste stuk. Pas in ‘Rhumba Valley’ speelt ritme een bescheiden rol, mooi hoe Armaroli en Turner hier samenwerken. En prachtig de verrichtingen van Turner in het korte ‘Charlotte’s Underwear Dance’. Bijzonder is ook de ingetogen wijze waarop de twee rond elkaar cirkelen in ‘Breath-In’, op de grens van stilte en geluid. Tot slot van dit album klinkt het bijzonder ritmische ‘Not’, met prachtige, bijzonder strakke patronen aan het begin en vergaande abstractie naar het einde.
Op het uit nog kortere delen bestaande ‘Rib Music, horen we Amaroli ook op bekkens. Na ‘Electro Intro’ horen we in het titelstuk ‘Rib Music’ Steve Day met zijn eerste gedicht. Zijn ritmische wijze van spreken, boeiend gecombineerd met Amaroli’s klanken op de vibrafoon weet zonder meer te overtuigen. In ‘Lugano’ gaat het er meer beheerst aan toe, daar stoffeert Amaroli met ingetogen, lang uitwaaierende klanken Day’s boeiende gedicht. In ‘Armaroli’s Hand’ horen we de boeiende combinatie van vibrafoon en bekkens en breidt Day zijn repertoire uit met een grote variatie aan stemklanken. Onder andere in ‘Day’s Word (In The Night)’, ‘This Meal of Music’ en ‘After Before Words’ horen we Armaroli solo en het is vooral prachtig hoe hij in dat eerste stuk de resonantie van de vibrafoon inzet, terwijl het laatste stuk het moet hebben van de ritmische patronen. Hoogtepunten op dit album zijn verder het bijzondere ‘I Dance’, waarin de samenwerking tussen de twee musici een mooie climax bereikt en het intieme ‘Chrysalis Corpse’.