Joëlle Léandre – Beauty / Resistance (CD Recensie)

Toen er nog vrijwel geen vrouwelijke jazzmusici waren stond Joëlle Léandre reeds achter haar contrabas. Al op tienjarige leeftijd leende ze het instrument van haar broer en eind jaren ’70, begin jaren ’80 van de vorige eeuw bekwaamde ze zich in de vrije improvisatie, een muzieksoort waarin ze de afgelopen veertig jaar is uitgegroeid tot één van de belangrijkste musici op dit instrument. Ze werkte met zo ongeveer iedereen samen die er in het wereldje toe doet, zowel in Europa als ver daarbuiten. Daarom maar eens een uitgebreid portret, te beginnen met de vorig jaar bij NotTwo Records verschenen, uit drie Cd’s bestaande box ‘Beauty / Resistance’. Op dit album live opnames gemaakt tijdens een residentie als onderdeel van het Jazz Autumn Festival in Krakow, editie 2019.

We horen haar in wisselende samenstelling met klarinettist Mateusz Rybicki, mede bassisten Zbigniew  Kozera en Rafal Mazur, die laatste bespeelt de zelden gebruikte akoestische basgitaar en tot slot de drummer Zlatko Kaučič. De eerste schijf bestaat uit opnames van een kwartet, met naast Léandre, Rybicki, Kozera en Kaučič. Heerlijk abstracte, stroeve en wat duistere muziek, maar ja wat wil je met twee contrabassen en een klarinet, donkere klankkleuren zijn dan altijd oververtegenwoordigd. Bijzonder zijn wat ik graag schermutselingen noem, die momenten waarop de musici elkaar aftasten, welk geluid past hier nu? Wat wil en kan ik toevoegen? Iets over de helft in het eerste lange stuk zit zo’n prachtig moment en het is ook hier weer bijzonder om te horen hoe de muziek gaandeweg steeds meer vorm krijgt. Prachtig is ook die frase iets verderop, waarin je hoort hoe de snaren gemangeld worden. Iets dat scherp contrasteert met Rybicki’s liefelijke klarinetklanken.

Joëlle Léandre. Foto: Kadima Collective

De tweede schijf bevat een duet van Léandre met Kaučič, uiteenvallend in twee delen. Wat hier het meest opvalt is de mate waarin de klanken hier, al gaat het toch om twee totaal verschillende instrumenten op prachtige wijze in elkaar overlopen. Daar draagt het percussieve spel van Léandre zeker aan bij, maar ook de grote diversiteit aan materialen en technieken waar Kaučič over beschikt. En ook dit is een vrij heftige, duistere set, vol donkere kleuren en grote dynamische contrasten. Natuurlijk hoorde ik vaker een contrabas en een drumstel en ook samen, maar zoals de combinatie hier klinkt, is toch echt van een andere orde. Het tweede, met ruim zeven minuten het kortste deel, klinkt mooi ingetogen, Léandre hanteert de strijkstok en tovert een mysterieus melodieus patroon te voorschijn, terwijl Kaučič hier met zijn percussie prachtig aansluiting bij vindt.

De derde schijf bevat eveneens een duet, nu met Mazur. Ingenieus snarenspel is wat de twee ons hier opdienen. Snarenspel dat verderop de vorm aanneemt van een wervelstorm aan klanken. En prachtig zijn die duistere lijnen die Léandre opdiept uit haar instrument. Mooi in dit duet is de combinatie tussen strijken en pizzicato, wat het geheel een aparte dynamiek geeft. En dan is er het derde deel, die krachtige, maar ook stroeve bewegingen over de snaren, dat bijna machinale geluid dat Léandre hier produceert, culminerend in een ware stroom aan klanken van beide bassen, als in een rituele dans, vocaal begeleid. Bijzonder is ook het vierde deel, waarin in het begin op alle mogelijke wijzen de snaren worden beklopt en verderop de spanning wederom tot grote hoogte stijgt.