Geen componist voldoet zo goed om mijn muziekvriend Hans-Peter Kolb, voor iedereen bekend als Hap, te eren dan Hanns Eisler. Afgelopen dinsdag nam Hap begeleid afscheid van het leven, nadat twee jaar geleden een hersenbloeding zijn kritische verstand ernstig had aangetast. In onze filosofische gesprekken kwam Eisler regelmatig naar boven, geëerd door Hap, zowel vanwege zijn muziek, als zijn politieke standpunten. Op een nieuw album, verschenen bij Capriccio, laten Klangforum Wien en HK Gruber horen dat Eisler nog niets aan belang heeft ingeboet.
Hap ontmoette ik voor het eerst tijdens een ‘Dag in de Branding” , waar hij vaste gast was, net als in de De Doelen, op het Gaudeamus Festival, het Transit Festival en ga zo maar door. Altijd positief kritisch, maar ook altijd grenzeloos nieuwsgierig. Een aimabele man met het hart op de goede plek, maar bovenal een denker die qua abstractieniveau mij altijd een straatlengte voor bleef. Na zijn hersenbloeding twee jaar geleden ging hij aanvankelijk manmoedig door. Het mocht niet baten. Hij hoorde de noten, maar zag de structuur niet meer, kon amper nog praten, laat staan zijn gedachten vormen. Frustratie alom. Dat je het dan opgeeft als het voor jou belangrijkste lichaamsdeel, de hersenen, niet meer werkt, kan ik mij zeker voorstellen.
Eisler was de eerste leerling van Arnold Schönberg, maar maakte vooral furore in Berlijn tijdens het interbellum. Hij was overtuigd communist, net als zijn vriend Bertold Brecht en doorspekte zijn muziek in die jaren met die van de opbloeiende jazz en het variété, overigens tot groot ongenoegen van Schönberg. Dat Eisler in 1933 onder vuur kwam te liggen, verbaast dan ook geenszins. Hij vluchtte naar de VS, maar kwam daar na de oorlog eveneens in de problemen vanwege zijn communistische sympathieën. In 1948 werd hij het land uitgezet. Hij verhuisde naar Oost-Berlijn waar hij in 1962 stierf. Hap was geen communist, maar zeker wel een socialist. Het neoliberalisme was volgens hem één van de grootste mislukkingen van de geschiedenis, iets wat hem zeker aan Eisler verbond.
De stukken op deze nieuwe dubbel Cd stammen deels uit die eerste periode in Berlijn, de jaren ’30 van de vorige eeuw en deels uit de laatste fase van zijn leven, dus vanaf 1948. Die stukken uit de jaren ’30 zijn overigens bijna een eeuw later nog steeds even actueel als toen, we hebben niets geleerd. Neem ‘Ballade von den Säckenschmeissern’ over de koffiehandel en de rol van het grootkapitaal, ‘Die Ballade vom Nigger Jim’ over het racisme in de VS of ‘Die Ballade vom Wasserad’, op een tekst van Brecht. “Het maakt niet uit of je door de kat of door de hond wordt gebeten” zei mijn moeder regelmatig, om haar afkeur van politiek aan te duiden. Gruber is overigens dé vocalist voor het type Sprechgesang dat Eisler hanteert, in combinatie met zijn door vroege jazz en variété doorspekte muziek. Capriccio koos ervoor om de eerste Cd te vullen met de liederen en deze door elkaar te plaatsen, die uit de jaren ’30 en van na 1948 wisselen elkaar dus af. Qua boodschap zit er geen verschil in, muzikaal beslist wel. De stukken uit de jaren ’30 zijn geschreven voor klein kamerorkest en de jazzy stijl vormt een prachtig contrast met de vaak tergende teksten, de stukken uit de jaren ’50 zijn voor stem en piano en zijn beduidend intiemer getoonzet. Uitzonderingen zijn het zeer dynamische ‘Bei der Kanone dort’, een stuk uit ‘Schweyk im zweiten Weltkrieg’ en het uit 1948 stammende ‘Höllenangst’, met teksten van Karl Kraus, dat Eisler schreef voor ensemble en dat goed aansluit op zijn stijl uit de jaren ’30.
De tweede Cd bevat allereerst de ‘Suites voor orkest’, nummer twee tot en met vier. Reeds in de jaren ’30 componeerde Eisler filmmuziek, waar deze suites uit 1931 en 1932 op zijn gebaseerd, iets waar hij later in de VS zijn brood mee zou verdienen. Het is dan ook sterk beeldende muziek, waarin die eerder genoemde link met populaire muziek wederom is terug te horen. De tweede Cd bestaat verder uit ‘Der Letzte Nacht’ uit 1929, eveneens gebaseerd op een tekst van Kraus: ‘Die letzten Tage der Menschheit’. Een meesterwerk voor spreekstem, we horen een adembenemende Wolfram Berger en het Ensemble Die Reihe. Als laatste klinkt “Die Stimme Gottes”: “Ich habe es nicht gewollt”. Daarvoor gaat het over de waanzin van de oorlog, in dit geval de eerste wereldoorlog, nog maar tien jaar geleden. Maar dan vooral de waanzin voor de gewone man die zijn leven mag laten op het slagveld, terwijl heersers, diplomaten en industriëlen kunnen profiteren van de inflatie. Het lijkt wel 2022. En kijk, daar had ik het nu wel met Hap over willen hebben…