Vorig jaar bracht de Berliner Philharmoniker een prachtige box uit met de vioolconcerten van Ludwig von Beethoven, Alban Berg – beide componisten schreven er één en de twee concerten van Béla Bartók. Alle vier gespeeld door één van de grootste violisten van de afgelopen decennia: Frank Peter Zimmermann, waar dit orkest al zo’n zevenendertig jaar regelmatig mee samenwerkt. En zoals dat gaat bij de Berliner Philharmoniker, bevat deze uitgave niet alleen twee Cd’s, maar ook een Blue Ray met daarop zowel de video opnames van de concerten als de mogelijkheid om de muziek in surround kwaliteit af te spelen. Verder bevat deze schijf een interview met Zimmermann en vinden we in deze prachtig uitgevoerde box nog een uitgebreid boekwerk.
Als inleiding kan die korte documentaire dienen, waarin we Zimmermann en leden van het orkest horen terugkijken op die bijna veertig jaar waarin ze inmiddels samen spelen, afgewisseld met oude opnames. Daarnaast gaat Zimmermann uitgebreid in op de vier concerten die in deze editie centraal staan. “Een monolith” noemt hij dat monumentale concert van Beethoven, een stuk dat op deze blog normaal gesproken niet aan bod komt. Een stuk ook, zo zegt Zimmermann, dat je moet blijven spelen, waar je in moet groeien. Hier met het orkest onder leiding van Daniel Harding. En het blijft natuurlijk een meer dan groots stuk, zeker in deze prachtige uitvoering. En wat dan vooral opvalt, met dank aan de video opnames, is het schijnbare gemak waarmee Zimmermann de meest lastige passages speelt. Iets dat overigens niet alleen opvalt bij dit concert van Beethoven.
In het vioolconcert van Berg, ‘Dem Andenken eines Engels’ speelt Zimmermann met de huidige chef-dirigent Kirill Petrenko, die het orkest eerder met een andere box eerde. Terecht merkt Zimmermann in het interview op dat dit vioolconcert, in tegenstelling tot de andere drie concerten, veel meer een totaal kunstwerk is. Mede vanwege de betekenis die erachter schuil gaat. Berg schreef het als een requiem voor Manon Gropius, de dochter van Alma Mahler en Walter Gropius die in 1935 overleed, slechts achttien jaar oud. Het is bijzonder fascinerend om de synthese te beluisteren en te bekijken die violist en orkest hier bereiken, met als absoluut hoogtepunt dat stormachtige begin van het tweede deel.
De liefde voor de violiste Stefi Geyer inspireerde in 1908 de dan zesentwintig jarige Béla Bartók voor zijn eerste vioolconcert. Tot een uitvoering kwam het niet. Dat gebeurde pas in 1959 in Basel, na de dood van zowel Geyer als Bartók. Bij de Berliner Philharmoniker, hier te horen onder leiding van Alan Gilbert, duurde het zelfs tot 1981. Dit desalniettemin prachtige concert begint met een vrij lange, behoorlijk weemoedige solopartij, op die paar ondersteunende violen op de achtergrond na. De receptie geschiedenis van Bartóks tweede is een geheel andere. Dit in 1937 voor de beroemde violist en Bartóks vriend Zoltán Szkékely geschreven concert wordt sinds jaar en dag beschouwd als één van de belangrijkste concerten voor de viool. En zo romantisch als dat eerste concert nog klinkt, Bartók is duidelijk beïnvloed door Richard Strauss, zo modern klinkt die tweede, waarin we al heel snel de voorliefde voor de volksmuziek terug horen. Wat verder opvalt in dit concert zijn de gedurfde vorm en de grote mate van afwisseling. Zimmermann noemt het concert in het interview dan ook een ware uitputtingsslag, alleen als je maximale risico’s durft te nemen, kun je hier slagen. Welnu, die risico’s neemt Zimmermann zonder meer, met één van de best denkbare uitvoeringen tot gevolg.