Koningin Elisabethzaal, Antwerpen – 28 mei 2022
Componeren gebeurt nooit in een vacuüm, altijd is er de invloed van eerdere muziek, componisten waar je les van kreeg, die je bewondert, of simpelweg die hun stempel hebben gedrukt op de muziek door de eeuwen heen. Enkel de manier waarop je omgaat met die traditie, met die invloed kan verschillen. Je kunt het krampachtig proberen te vermijden, je beroepen op je eigen authenticiteit, of je kunt het omarmen, ermee spelen. Dat laatste kenmerkt(e) de drie componisten van wie er gisterenavond werk klonk in de Antwerpse Koningin Elisabethzaal, het domicilie van het Antwerp Symphony Orchestra dat onder leiding van Martin Brabbins en met Jan Michiels als solist, allereerst de wereldpremière bracht van het pianoconcert van Annelies Van Parys, aangevuld met stukken van Luciano Berio en Leonard Bernstein.
Van Parys doet er niet moeilijk over: “als ik naar een creatie ga luisteren, heb ik altijd een potlood en boekje bij om originele vondsten of klankcombinaties te noteren. Dat zijn zaken waar je dan zelf verder mee aan de slag kan gaan.” Aansluitend verwijst ze nog even naar Pierre Boulez die de componist aanraadde: “verberg je invloeden”. Maar ook op een ander vlak borduurt Van Parys voort op de traditie in dit zonder meer prachtige en subliem gespeelde pianoconcert en dat is de vorm. Alleen al door het schrijven van een pianoconcert en het hanteren van de drie delen snel-langzaam-snel, ook al smeedt Van Parys de delen naadloos aan elkaar, betoon je je immers schatplichtig aan die traditie. Dat de muziek daarbij van geheel andere aard is dan de klassieke voorbeelden, doet daar niets aan af. En dan werkt ze nog overduidelijk met het spectralisme, inmiddels ook al een traditie. Met name in dat fijnzinnige tweede deel, waarin de muziek de stilte benadert, krijgt dat zijn beslag. Prachtig hoe hier die klankwolken van het orkest, in combinatie met die lichte, hoge pianonoten de ruimte vullen.
Leonard Bernstein kende als geen andere componist de klassieken. Weinig componisten zijn immers ook zo beroemd geworden als dirigent als juist hij. Over het feit dat dit zijn muziek beïnvloedde deed ook hij nooit moeilijk. Sterker nog, die muziek werd zelfs niet louter door de klassieken beïnvloed, maar evenzeer door de muziek uit Latijns Amerika, de jazz en de pop. Met ‘West Side Story’ als beroemdste voorbeeld. Maar ook in zijn ‘Divertimenti voor Orkest’, dat hij schreef voor het eeuwfeest van het Boston Symphony Orchestra, horen we dat terug. Uit acht korte delen bestaat dit stuk van ongeveer een kwartier, acht onderling diverse muzikale werelden. Titels als ‘Waltz’, ‘Mazurka’, ‘Samba’ en ‘Blues’ zeggen wat dat betreft al genoeg. Het is Bernstein, onmiskenbaar, terwijl we aan alles ook zijn invloeden terughoren.
Berio ging in ‘Sinfonia’ nog een stap verder, de raad van Boulez volledig in de wind slaand. In het derde deel van dit hondsmoeilijke en overvolle stuk kopieert hij letterlijk de noten uit het derde deel van de tweede symfonie van Gustav Mahler, die overigens hier zichzelf kopieerde door één van de liederen uit zijn liederencyclus ‘Des Knaben Wunderhorn’ te gebruiken. Het is Mahler, zondermeer, maar ook Berio. Want Berio, zo lijkt hij hier te zeggen, zou nooit zo klinken als hij de muziek van Mahler niet had gekend. En niet de muziek van Maurice Ravel, Claude Debussy, Igor Strawinksy, Johannes Brahms, Ludwig von Beethoven, Alban Berg, Johann Sebastian Bach en Arnold Schönberg. Componisten van wie we eveneens flarden van hun muziek kunnen herkennen. Maar Berio werkt ook met gesproken teksten – op allerlei verschillende manier gebracht door het vocaal ensemble HYOID – lopend van de filosoof Claude Lévi Strauss, via schrijvers als Samuel Beckett en James Joyce naar graffiti. De componist wordt immers niet door muziek alleen beïnvloed.