Afgelopen vrijdag bracht het Koninklijk Concertgebouworkest ‘Atmosphères’ van György Ligeti. Een goede reden om het bij Hyperion verschenen ´The 18 Études´ erbij te pakken. Daarop die achttien meesterwerken, verdeeld over drie boeken, op meesterlijke wijze gespeeld door de pianist Danny Driver. Die achttien Études schreef Ligeti tussen 1985 en zijn dood in 2001. Het derde boek maakte hij nooit af, slechts vier waren er klaar toen hij overleed. Reeds tijdens zijn leven werden deze stukken niet alleen gezien als hoogtepunten in deze componist zijn belangrijke oeuvre, maar ook als hoogtepunten binnen de pianoliteratuur.
Driver laat hier op sublieme wijze horen waar deze roem op gebaseerd is. Ligeti bracht halverwege de jaren ´80 een grote hoeveelheid invloeden op zijn werk samen in deze stukken. Opvallend diverse invloeden ook, lopend van de voor player piano gecomponeerde stukken van Conlon Nancarrow, via Nigeriaanse polyfonie naar jazzpianisten als Bill Evans en Tholonious Monk.
Het eerste boek, zes études, componeerde hij als één corpus in 1985. En opvallend genoeg had hij daarvoor, op het uit de jaren ´50 stammende ´Musica Ricercata´ na, eigenlijk vrij weinig voor piano gecomponeerd. In die eerste étude, ‘Désordre’ hoor je de invloed van Nancarrow sterk terug, terwijl de tweede, het vrij langzame ‘Cordes à vide’, de invloed van de westerse pianotraditie verraad. De derde, ‘Touches bloquées’, bezit weer een duidelijke dynamiek, ritmisch, maar dan wel op een zeer afwijkende wijze. Volgens mij razend moeilijk om te spelen. Nog ingewikkelder lijkt mij die vierde, ‘Fanfares’, waarin Ligeti verschillende structuren op wonderlijke wijze met elkaar vermengt. Voor Driver maakt het allemaal echter niets uit. Niet alleen werkt hij zich met veel souplesse door deze materie, hij weet ook iedere keer weer op prachtige wijze alles aandacht te geven dat aandacht moet krijgen. Alleen al die zeer kleurrijke zesde, ‘Automne à Varsovie’, machtig mooi hoe hier ieder detail tot zijn recht komt. En de prachtige opname is daar zeker debet aan.
Het tweede boek had eveneens uit zes études moeten bestaan, maar Ligeti had er zoveel plezier in dat dit tweede boek, dat tot stand kwam tussen 1988 en 1994, er uiteindelijk acht bevat. En ondanks dat ze gecomponeerd zijn over een periode van zes jaar, klinkt dat tweede boek meer als een eenheid dan het eerste. Alle acht zijn het zeer levendige, veelkleurige stukken, waarin polyritmiek een overheersende rol speelt. Hoogtepunten in deze serie vind ik de negende, ‘Vertige’, dat Ligeti opdroeg aan Mauricio Kagel en de tiende, ‘Der Zauberlehrling’ voor de pianist Pierre-Laurent Aimard, beiden vanwege de prachtige ritmiek. Het aan György Kurtág opgedragen ‘En Suspens’, ofwel de elfde étude is eigenlijk het enige echt rustige stuk in dit tweede boek, met veel aandacht voor de kleinste details past dit stuk echter perfect bij de persoon Kurtág.
Ligeti begon in 1995 met het derde boek en zoals gezegd had hij in 2001 slechts vier études voltooid, zeker zes had hij er nog aan toe willen voegen. In dit derde boek slaat Ligeti een andere weg in. Hier gaat het niet meer alleen om het ritme, het expressieve, maar juist ook om de inkeer. De eerste van de vier, ‘White on White’ is een canon waarin beide werelden samenkomen, aanvankelijk klinkt het zeer introspectief, waarna het omslaat en er een veel dynamischere passage volgt. In de tweede, ‘Pour Irina’, opgedragen aan Irina Kataeva ontvouwt zich eenzelfde patroon. ‘À bout de souffle (Out of Breath)’ en ‘Canon’, de laatste étude klinken dan weer, in hun geheel vrij dynamisch.