Asko Kamerkoor (Concert Recensie)

De Link, Tilburg – 18 oktober 2015

Zaal_Het_Cenakel-resized-445x300
Het Cenakel

De twee werken voor koor: een nieuw stuk van Willem Boogman en een stuk uit 1971 van Claude Vivier, hebben met elkaar gemeen dat ze beiden gaan over passages, over transformatie. En dus over spiritualiteit, waarbij Vivier dat beter weet over te brengen dan Boogman.

Om met deze componist maar te beginnen. ‘Nous Le Chant III’ heet het stuk. Sandra Macrander, regisseur, actrice en zangeres heeft de tekst voor dit stuk samengesteld uit de gedichten van de Franse dichter Henri Meschonnic. De gedichten handelen over datgene wat wij als mensen gemeenschappelijk hebben en wat ‘u’ en ‘ik’ tot een ‘wij’ maken. Een toepasselijker thema is in onze tijd moeilijk denkbaar. Boogman liet zich bij het componeren inspireren door de popmusici van de begin jaren ’70 die het ‘wij’ hoog in het vaandel hadden staan. Denk daarbij aan groepen als Softmachine, Canned Heat, Kraftwerk en Cream. Patronen uit hun composities gebruikte Boogman als basismateriaal voor de zang en voor de muziek voor keyboard (hier Felipa Mora), orgel (hier Jos Leussink) en accordeon (hier Vincent van Amsterdam). Daarnaast maakt hij gebruik van samples. Macrander regisseerde het geheel in een boeiende mise-en-scène waarbij zij de zangers en zangeressen de teksten laat uitbeelden. Zo zingt het koor in ‘Open monden’ (ik gebruik hier direct de Nederlandse vertaling, het origineel is vanzelfsprekend in het Frans, red.):
005askokamerkoor02-resized-450x300kreten van verdriet
duren
duizenden jaren
de mond geopend
in stilte
en die kreten komen bij ons binnen
zetten zich voort in ons
en wij blijven
schreeuwen
in stilte

Macrander kiest er hier voor om de koorleden ook echt te laten schreeuwen, maar ook om ze de beweging van een schreeuw te laten maken, zonder dat er geluid uitkomt. En eerder in ‘Ogen als handen, handen als ogen, ogen als monden’ laat ze de zangers mime bewegingen maken en op allerlei verschillende manieren klakgeluiden met hun stem maken.
‘Nous Le Chant III’ heeft daarmee wel iets theatraals en draagt het psychedelische sfeertje van de jaren ’70 met zich mee. Op een aantal momenten weet Boogman zijn boodschap goed over te brengen en te raken, maar alle actie op het toneel leidt ook wel wat af: er is muziek, er is zang, er is theater en er is dans en dat alles wordt gebracht in een vrij hoog tempo. De essentie van het stuk komt daarmee niet altijd optimaal uit de verf. Tevens toont Boogman hier zich een minder originele componist. Hij voegt niet echt veel toe aan het basismateriaal dat hij gebruikt, waardoor het iets te vaak klinkt als het resultaat van knippen en plakken.

Claude Vivier slaagt daar met ‘Musik für das Ende’ wel in en weet het publiek dan ook écht te raken en te ontroeren. Vivier schreef het stuk als een in memoriam voor een vriend, een soort requiem dus. Het stuk is echter nooit opgevoerd, wat mede te wijten is aan de niet al te duidelijke partituur. Dirigent Jos Leussink is zich echter intensief met het stuk gaan bezig houden en is uiteindelijk tot deze uitvoering gekomen.

claude-vivier100-_v-img__3__4__xl_-f4c197f4ebda83c772171de6efadd3b29843089fHet stuk heeft veel van een ritueel. Tien zangers staan in twee groepen van vijf tegenover elkaar en bewegen gedurende het stuk naar elkaar toe om samen te eindigen in een halfronde cirkel tegenover de dirigent. Die tien zangers volgen rituele regels om een gezuiverde staat van zijn te bereiken bij de dood. Geheel in de stijl van Vivier heeft de zang een sterk transcendent karakter en bestaat uit lange lijnen die zeer ingenieus met elkaar verweven worden. Daarnaast gebruikt Vivier een aantal percussie instrumenten, bijvoorbeeld een woodblock, om een soort van markeringen aan te brengen. Als de twee helften van het koor bij elkaar komen, horen we elders een ander koor een eenvoudige eenstemmige psalm zingen. Dit koor symboliseert hen die de zuivere staat van zijn reeds bereikt hebben. Tegelijkertijd komt er een eenling op het podium, Sandra Macrander, die de woorden uitspreekt: “Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen?” Steeds radelozer wordt ze, totdat ze in de kring in elkaar zakt. Tot slot komt het verborgen koor te voorschijn en schreiden beide koren gepaard door de kapel. En dan ineens, halverwege deze gang, valt het geheel stil en is het volslagen donker.