Bassist Eric van der Westen werkt al enige tijd aan een nieuw kunstwerk, zijn ‘The Crown & Lobster Trilogy’, waarvan vorig jaar bij Greenbag de delen één en drie verschenen, het wachten is nog op het middendeel. Wat opvalt is dat hij per album wisselt van bezetting, althans bij de delen die tot nu toe zijn verschenen. Zo horen we hem in het eerste deel, dat de ondertitel ‘PTM (XS) Modus Operandi’ meekreeg, met gitarist Aron Raams, pianist Jeroen van Vliet en drummer Dirk Peter Kölsch en in deel drie, ‘New Quadrant’, met trompettist Joël Botma, trombonist Efe Erdem, violist Yannick Hiwat en wederom Raams.
Maar het is niet alleen de bezetting waar Van der Westen mee varieert. De albums ademen ook allebei een totaal eigen sfeer. Wat daar zeker aan bijdraagt is het feit dat ‘PTM (XS) Modus Operandi’ een elektrisch georiënteerd album is – we horen Raams op elektrische gitaar, Van Vliet op keyboards en Van de Westen op elektrische bas – terwijl ‘New Quadrant’ – met twee blazers, een viool en Van der Westen op contrabas – nagenoeg volledig akoestisch is, Raams is de enige uitzondering. De muziek op ‘PTM (XS) Modus Operandi’ is zeker jazz, maar is tegelijkertijd sterk doortrokken van rock en funk. De titel van opener ‘Keep on Moving’ is daarbij zonder meer sterk gekozen. In ‘Methamphetamorphose’ en ‘In the Light’ ligt het tempo een stuk lager, in beide stukken valt het lome ritme op, naast de meeslepende klankwolken die van Vliet en Raams hier creëren. Aanstekelijke muziek, waarbij stil zitten ons moeilijk afgaat. Zeker bij dat ‘Keep on Moving’ en bij een stuk als het ijverig stomende ‘Like it or Not’. Ik ga voor ‘Like it’.
Wat de twee albums met elkaar gemeen hebben is het melodische karakter, maar daar houdt de overeenkomst dan ook wel mee op. Opener ‘Fruma’ en ‘No Way Out’, dat er vlak achter komt, maken direct duidelijk dat hier andere wetten gelden. De eerste bevat een kraakheldere solo van Erdem, de tweede van Botma. Het is hier melancholie die de boventoon voert, met de invloed van volksmuziek in ‘No Way Out’. Bijzonder is ook het zeer ingetogen ‘The Heaven of Haden’, waarin we voor het grootste deel louter Raams en Van der Westen horen, hun klanken innig met elkaar verstrengeld. Raams speelt ook een grote rol in het al even fragiele ‘The Best I Ever Had (Magnolia)’, waarin we hem horen samen met Botma op de bugel, het instrument dat als geen ander melancholie kan verklanken. Het enige stuk dat een uitzondering is in het akoestische klankspectrum is het wat krachtigere ‘Salut to the Man with the Hat (Goodbye Pork Pie Hat)’ waarin we Raams op elektrische gitaar horen. Een uitzondering in een overwegend vrij ingetogen album, als scherpe tegenstelling ten opzichte van het juist vrij dynamische eerste deel. Ik ben benieuwd wat deel twee gaat brengen.