De Nationale Opera, Amsterdam – 5 maart 2022
Iemand terughalen uit de dood, het is al eeuwenlang de diepste wens van een ieder die iemand verliest. Het is een belangrijke hoeksteen in de theologie van veel religies, maar de verhalen gaan terug tot het begin van ons bestaan. Eén van de bekendste is die van de zanger en musicus Orpheus die zijn geliefde Eurydice terug probeert te halen uit het dodenrijk, maar daar helaas niet in slaagt. De Duitse componist Manfred Trojahn stofte het verhaal voor zijn nieuwe opera, die gisteren zijn wereldpremière beleefde bij de Nationale Opera en Ballet, weer eens af en gaf er en passant wel een heel originele draai aan.
Dat verhaal heet over de liefde te gaan, maar bij Trojahn kun je daar zo je vraagtekens bij zetten. Of nauwkeuriger geformuleerd: wie of wat wordt er nu precies liefgehad? We ontmoeten de twee protagonisten in de trein en met name Eurydice maakt een nogal verwarde indruk en dan druk ik mij nog zachtjes uit. Ze bevindt zich in een staat tussen droom en werkelijkheid en klinkt opvallend onsamenhangend in haar betogen. Ze jaagt een conducteur de stuipen op het lijf door hem aan te zien voor een vorige geliefde en maakt even later dezelfde vergissing met de ober. Intussen klampt ze zich aan Orpheus vast als een psychiatrische patiënte aan haar therapeut. Ze zegt van hem te houden, maar in werkelijkheid houdt ze van haar droombeeld, die prins op het witte paard, of zoals zij het uitdrukt: “Männer hohlen doch der Mond von dem Himmel?” Niet dus. En ook Orpheus schiet schromelijk te kort. Hij neemt haar serieus waar hij dat niet moet doen, blijft eindeloos doorzeuren over die vroegere affaires en neemt haar niet serieus waar hij dat wel zou moeten doen. Hoe stom kun je zijn, is het enige wat ik kan bedenken als ik hem daar zo bezig zie.
Ze gaat ook hier dood, al valt dat volgens mij nog te bezien. Ik heb een andere lezing die ik baseer op die dialoog in het derde bedrijf als hij haar gaat halen. Overigens een prachtig gegeven: de man die de weerloze vrouw komt redden, ook al zo’n eeuwenoud archetype. Maar wat blijkt, Eurydice is hem vergeten! Ze wil niet gered worden, het gaat haar goed. Ze is eindelijk de koningin die ze al zo lang heeft willen zijn en heeft alles wat haar hart begeert. Dus is ze wel dood? Of is dit dodenrijk een pyschiatrische afdeling, waar ze met behulp van therapeuten eindelijk heeft ingezien dat ze die mannen die van alles beloven, maar dat nooit waarmaken helemaal niet nodig heeft? Dat ze het geluk allereerst bij zichzelf moet zoeken? Ze is Orpheus hiermee de baas en het is niet voor niets dat haar monoloog als laatste klinkt, terwijl hij aan haar voeten op de grond ligt, dood? Dan zijn we ruim twee uur verder en hebben we Julia Kleiter en Andrè Schuen een ware uitputtingsslag horen leveren, vrijwel continu op het podium. Magistraal gezongen, geweldig geacteerd.
Trojahn schreef zelf het libretto en voegde er schitterende en zeer toepasselijke muziek aan toe. Muziek die continue die twee uitersten tegen elkaar zet. Een romantische, poëtische, soms extatische klankwereld tegenover één die intrigerend, maar ook soms beangstigend en kwellend klinkt. Prachtig verklankt door het Nederlands Philharmonisch Orkest, onder leiding van Erik Nielsen en zo uiting gevend aan die botsing tussen droom en realiteit. Die realiteit die we als mens soms niet kunnen en niet willen aanvaarden, maar die zich desondanks aan ons opdringt. En hoe harder we er tegen vechten, hoe genadelozer die zich aan ons opdringt. Ook daar gaat deze boeiende opera over.