Voorlopig nog één keer aandacht voor de contrabas, solo bespeeld. Asger Thomsen groeide op in een klein dorpje aan de westkust van Denemarken, “so playing solo has always felt like a natural starting point for me”. Met de legendarische bassist Peter Kowald als voorbeeld verkende hij reeds vroeg de mogelijkheden van dit instrument, de begin vorig jaar in eigen beheer verschenen LP ‘SOLIPSIS: solo double bass improvisations’ getuigt daarvan. Inmiddels heeft Thomsen ook gewerkt aan het titelloze debuut van Litterjug, dat hij vormt samen met rietblazer Andrius Dereviancenko en drummer Szymon Gasiorek. De CD verschijnt volgende week bij Gotta Let It Out.
‘SOLIPSIS: solo double bass improvisations’ bestaat uit, zoals de titel deels al aangeeft, zes geïmproviseerde stukken, te beginnen met ‘Laocoön’, Als u het niet (meer) weet, deze man werd tijdens de oorlog die Athene voerde met Troje samen met zijn zonen Antiphantes en Thymbraeus verzwolgen door twee slangen uit zee. Het is die worsteling die Thomsen hier prachtig verklankt. Maar worstelen met die contrabas doet Thomsen dit gehele album, het is opvallend fysieke muziek die hij hier weet te creëren. Zo horen we hem zwoegen, schaven en wringen in ‘Contortions’; wringen, puren en krassen in het opwindende ‘Spastics’ en een al even vreemdsoortige klankwereld creëren in ‘Samsa’, met ruim dertien minuten verreweg het langste stuk van dit album. Of hij in de werkplaats bezig is, in plaats van achter zijn contrabas. Een uitzondering op dit alles is ‘Monolith’, hier klinkt hij iets traditioneler, middels pizzicato gespeelde melodische patronen.
Litterjug borduurt hier in zekere zin op voort. Het debuutalbum wordt aangekondigd onder de benaming ’trash jazz’ en kreeg als adjectief mee: “heavily rock-inspired, with a dose of abrasive free flow improvisations”. En dan weten we wel ongeveer hoe laat het is. En dus is het ritme straf en strak in ‘Usurpator’ en keert de uit Litouwen afkomstige Dereviancenko zijn tenorsax zo ongeveer binnenstebuiten, waarna Thomsen bovengenoemde klanken uit zijn bas purt. Vanzelfsprekend kenmerkt dit album zich dan ook met name door de groove. Stukkken als ‘Bøffel’ en ‘Guitar’ zijn daar al even mooie voorbeelden van, al bezit die laatste – grappige titel trouwens, want er is hier geen gitaar te bekennen – ook een bijzonder mooie ingetogen fase waarin we Thomsen zorgvuldig horen plukken, intiem begeleid door Gasioreks bekkens. Vervaarlijk klinkt Thomsens bas aan het begin van ‘Projektil’. Een stroef en rasperig geluid creëert hij hier, duidelijk veroorzaakt door het zetten van de nodige spanning op de strijkstok, gevolgd door intiem en fraai getokkel, de opmaat tot ritmisch trio spel, waarin Dereviancenko ruim baan krijgt. Bijzonder is ook het afsluitende titelstuk. We horen Thomsen met lange, duistere strijkbewegingen, terwijl Gasiorek op de achtergrond met de vaat bezig is. Verderop komt het trio nog een laatste keer op stoom.
‘SOLIPSIS: solo double bass improvisations’ is in zijn geheel te beluisteren via Bandcamp. Van ‘Litterjug’ is het eerste nummer te beluisteren. Beide albums zijn ook via Bandcamp te koop.