De eerste vraag die zich bijna automatisch aandient bij een nieuwe uitgave van de complete ‘Der Ring des Nibelungen’, de onsterfelijke cyclus van Richard Wagner, is of het nog iets toevoegt aan die enorme stapel die er reeds ligt. Aan de andere kant: wat is een betere plaats om deze tetralogie uit te voeren dan Düsseldorf, gelegen aan die rivier die een hoofdrol vervult in deze opera’s: de Rijn. En ja, ook qua thematiek is ‘Der Ring des Nibelungen’ actueler dan ooit. Dus verwelkomen we de Oper am Rhein en de Duisburger Philharmoniker die onlangs met ‘Götterdämmerung’ hun cyclus onder leiding van Axel Kober afsloot. Vandaag komen ‘Das Rheingold’ en ‘Die Walküre’ aan bod, morgen ‘Siegfried’ en ‘Götterdämmerung’.
Om perspectief te beiden vergelijk ik deze opera’s graag met twee uitvoeringen die algemeen als standaard gelden: Die van Clemens Kraus uit 1953, opgenomen tijdens de Bayreuther Festspiele en die van Sir Georg Solti met de Wiener Philharmoniker uit de jaren ’60. Ik ga hier verder niet op de inhoud in, dat deed ik eerder naar aanleiding van live uitvoeringen in 2019. Wat deze opname van Kober natuurlijk voor heeft op de beide klassiekers is de geluidskwaliteit, al is die bij Solti zeker ook acceptabel.
‘Das Rheingold’ vangt natuurlijk aan met de scene waarin de dwerg Alberich de Rijndochters probeert te verlijden. Hier bevalt Jochen Schmeckenbecher in de Kober uitvoering mij beter dan Gustav Neidlinger, die we zowel bij Kraus als Solti horen. In de tweede scène horen we eerst het duo Wotan, John Rutherford en Fricka, Katarzyna Kuncio, de verbouwing van het kasteel zit erop. Kirsten Flagstad, in de Soli Ring wint het van Kuncio, met name door haar markante stem, maar Rutherford doet zeker niet onder voor George London. Wel voor Hans Hotter in de Ring van Krauss, maar ja dat is dan ook één van de beste Wotan vertolkers aller tijde. En ook hier valt me weer de zorgvuldige klankbehandeling van de Duisburgers op. Een hoogtepunt daarin is voor mij altijd weer dat zware ritme als de twee reuzen, Fasolt en Fafner hun intrede doen. En Raymond Very zet een zeer goed Loge neer. Maar wat mij vooral opvalt in deze nieuwe opname, zeker in vergelijk met die van Krauss is het realisme in het acteren, we leven duidelijk in een andere tijd.
In ‘Die Walküre’, wellicht de meest geliefde en meest gespeelde van deze tetralogie, treffen we natuurlijk allereerst Siegmund en Sieglinde, beiden uitstekend vertolkt door Michael Weinius en Sarah Ferede. Ik vind Weinius net een slag beter dan James King in de Solti Ring en ongeveer gelijkwaardig aan Ramón Vinay in de Krauss Ring, die de rol wel anders benadert. Régine Crespin in de Solti Ring en Regina Resnik in de Krauss Ring bevallen mij beiden iets beter dan Ferede, maar dan praat je wel over details. En dan is er Brünhilde, zo mogelijk de zwaarste rol in deze cyclus, hier vertolkt door Linda Watson. Ze zingt de rol met veel enthousiasme en gevoel, maar komt op diverse momenten qua stem wel wat te kort. Zeker als je het vergelijkt met Astrid Varnay, Krauss en Birgit Nilsson, Solti. Tot slot nog even de opening van de derde akte, beter bekend als de ‘Walkürenrit’. Daar klinkt de Duisburger Philharmoniker, onder leiding van Kober opvallend licht en met veel vaart, waar Solti met de Wiener Philharmoniker wat plechtstatiger klinkt.