Na Cd’s gewijd aan het werk van Rebecca Sauders. Geoge Aperghis, Olga Neuwirth en Toshio Hosokawa, bespreken we hier het laatste ‘Solo’ album dat de musici van Klangforum Wien voor Kairos opnamen en dat in het teken staat van de muziek van de Italiaanse componist Salvatore Sciarrino, één van de belangrijkste hedendaagse componisten. Maar er is meer, veel meer, want Matteo Cesari kweet zich van de taak om voor hetzelfde label de solowerken voor fluit op te nemen. Verdeeld over drie Cd’s nam hij onder de titel ‘Works for Flute’ achttien stukken voor fluit op. Een prestatie van formaat.
Als geen andere componist zoekt Sciarrino in zijn werk de stilte op en de geluiden die daarbij horen, als het stromen van het water, het ruisen van de wind. Zijn werk staat dan ook, al werkt hij vaak met akoestische instrumenten, dicht bij de wereld van de vaak middels elektronica vormgegeven geluidssculpturen. Dat impliceert dat het bij hem vaak niet zo zeer gaat om heftige dynamiek, al komen we dat zeker ook tegen, maar veeleer om het werken met sterk verdichte patronen, waardoor de klanken van de noten in elkaar gaan overlopen. Een mooi voorbeeld is het ragfijne patroon in het hoogste register dat de eerste van de ‘Due notturni’ kenmerkt. Ook in de ´Due notturni crudeli´, die onlangs nog klonken tijdens de recital van Jan Michiels, als onderdeel van het Transit Festival, is dat het geval. Het eindeloze gehamer op de allerhoogste noten creëert een bijzonder effect, iets dat we overigens ook horen in ‘L’addio a trachis’ voor harp en waarin Sciarrino technieken aanwendt om de resonantie van de snaren maximaal tegen te gaan. In andere stukken blijft Sciarrino dicht bij de geluiden uit de natuur, zo roept ‘Fra sé’ voor viool associaties op met het geluid van allerlei voorwerpen die door de wind in beweging worden gezet en onderscheiden ook ‘Ai limiti della note’ voor cello en ‘Let me die before I wake’ voor klarinet zich door een bijzonder introspectieve klankbenadering.
De aandacht voor de fluit in Sciarrino’s werk hoeft niet te verbazen. Het instrument is bij uitstek geschikt om de visie op klank, zoals hierboven geschetst, over te brengen. En dat vindt Sciarrino al geruime tijd, het oudste stuk op dit monumentale album stamt uit 1977, de meest recente uit 2018. En het moet gezegd, Cesari levert hier een serie fantastische, zeg maar gerust referentie uitvoeringen van intens moeilijke stukken, waar hij en de componist die deze bijzondere stukken schreef zonder enige twijfel trots op kunnen zijn. Het is het ademen, wat associaties oproept met de wind en in min of meerdere mate geluid met zich meebrengt dat dit instrument kenmerkt en dat in deze stukken centraal staat. Beluister de opener ‘L’orrizzonte luminoso di Aton’ en je beseft dat er niet veel meer nodig is. En neem de titel van ‘Addio case del vento’ gerust letterlijk, het is wat je hier hoort. Associaties met vogels dienen zich bij dit instrument eveneens continu aan, bijvoorbeeld bij het oudste stuk op dit album ‘All’aure in una lontananza’ en bij ‘Un capitolo mancante’ en ‘Come vengono prodotti gli incantesimi?’, bij die laatste waan je je helemaal in een tropisch woud. Bijzonder zijn ook ‘Hermes’ en ‘L’orologio di Bergson’. In het eerste stuk combineert Sciarrino een bedwelmend meditatief patroon met felle uithalen en onverwachte dynamiek en in het tweede horen we inderdaad een klok, in de vorm van een repetitief strak patroon. Eens te meer een bewijs dat deze componist alle kenmerken van de fluit op bijzondere wijze weet te benutten.
Beide albums zijn te beluisteren via Spotify: