Nergens komen de kwaliteiten van een instrument zo mooi tot uiting als bij een solowerk. Hier krijgen allereerst de componist en dan de uitvoerder optimaal de gelegenheid om te laten horen wat er met een instrument allemaal kan. Het initiatief van Kairos om samen met Klangforum Wien vijf Cd’s uit te brengen met solostukken van evenzoveel componisten valt dan ook beslist toe te juichen. Eerder besteedde ik hier aandacht aan Rebecca Sauders, waarvan ook een aantal solowerken tijdens November Music klonken en vandaag komen de Cd’s van Georges Aperghis en Olga Neuwirth aan bod. Later volgen dan nog albums van Toshio Hosokawa en Salvatore Sciarrino.
In het boekje van het album gewijd aan Georges Aperghis staat de quote: “I always have this mental image of a small, imaginary theatre.” Een gegeven dat we mee kunnen nemen bij het beluisteren van dit wonderlijke album. Het begin van ‘Lopsided Sob’ voor accordeon, met die feestelijke melodische lijnen doet ons daar direct aan denken. Maar het verdere verloop maakt dit stuk pas echt de moeite waard: de subtiele wolken van extreem hoge klanken. Een procedé dat Aperghis ook aanwendt in ‘Schattentheater’ voor altviool. Het theatrale kenmerkt zeker ook ‘Ruinen’ voor trombone, mede doordat we Mikael Rudolfsson hier ook in een vocale rol horen, pratend, schreeuwend, ruwe klanken uitstotend, een combinatie die we bij Aperghis vaker tegenkomen. Ik wees er al even op, maar in deze solostukken wordt helemaal bijzonder duidelijk hoe geraffineerd de klankwereld van deze componist in elkaar zit. Vaak op de rand van de stilte creëert hij een droomwereld met klank. Met name het vrij lange ‘The Only Line’ voor viool, prachtig uitgevoerd door Gunde Jäch-Micko is daar, naast de eerder genoemde stukken, een prachtig voorbeeld van. In andere stukken wordt die subtiliteit afgewisseld met hectischere passages waarin de noten over elkaar heen buitelen. Dat zijn vaak stukken voor blaasinstrumenten. Ik noemde reeds ‘Ruinen’, maar kan daar ‘P.S’ voor saxofoon en ‘Deux cents quatre-vingt mesures’ voor klarinet aan toevoegen. Bijzonder is ook het uit 2020 stammende ‘Tag ohne Nacht’ voor de contraforte, een instrument dat qua klank verwant is aan de contrafagot. Een instrument dat je vrijwel nooit hoort en al helemaal niet solo.
De klankwereld van Olga Neuwirth is een geheel andere, iets wat ook zeker te maken heeft met haar standpunt dat muziek inpact moet hebben, al is het maar zeer gering. In ‘CoronAction I: io son ferito ahimè’ voor percussie en sample, het is één van de drie stukken op dit album die strikt genomen geen solowerken zijn, al is er slechts één musicus nodig, horen we dat terug in de desolate klankwereld en de grote mate van spanning. Maar ook in ‘Weariness heals wounds’, voor altviool horen we de spanning, met name in de gloedvolle repetitieve strijkbewegingen en de eindeloos uitgerekte glissandi. Spanning verhogend is ook het gebruik van ongenaakbare klanken, hier in dit ‘Weariness heals wounds’, maar zeker ook in ‘Torsion’ voor fagot. Het lijkt soms wel een op hol geslagen machine en ondanks het feit dat ik soms elektronica meen te horen, klinkt hier toch echt alleen een fagot. In ‘Magic flu-idity’ combineert Neuwirth de klank van de fluit met die van een oude Olivetti typemachine. Het maakt het tot een vrij ritmisch stuk dat, zeker voor Neuwirths doen, redelijk toegankelijk klinkt. Onbestemde, desolate klanken vinden we ook in het voor trompet gecomponeerde ‘Fumbling and Tumbling’, waarin ook weer het overvloedig gebruik van glissandi opvalt. Tot slot hebben we het verontrustende ‘Incendo/Fluido’ voor piano met CD. De bijzondere, ongenaakbare klank van de piano maakt de spanning hier regelmatig bijna ondraagelijk.
Beide albums zijn te beluisteren via Spotify: