STUK, Leuven – 23 oktober 2021
Op de tweede dag van het Transit Festival vier concerten en het inmiddels befaamde sofamoment, waarin de artistiek leider van het festival Maarten Beirens een aantal componisten aan de tand voelt over hun werk. Het eerste concert liet ik voor wat het was en dus focus ik mij ook hier op de drie overige, zeer diverse bijdrages gedurende de dag. Het zwaartepunt ligt daarbij, zeker ook kwalitatief op de eerste twee: het veelzijdige concert van het blokfluittrio Apsara en de bijzondere recital van pianist Jan Michiels. Het concert van het Nemø ensemble kan daarbij niet eens in de schaduw staan.
Maar eerst naar Apsara, met als hoogtepunt twee stukken van Jasper Vanpaemel, ´XYZ´ en ´ABC´. Voor beiden ontwierp hij een soort van kruising tussen een blokfluit en een trombone in pvc. Voor ´XYZ´ zijn dat vrij grote in het basregister, die bovendien ook nog eens aangeblazen worden met een slangetje, voor ´ABC´ hele kleine, en natuurlijk gebruikmakend van het allerhoogste register. Het voordeel van de schuif is dat er prachtige glissandi mee te creëren zijn, waar Vanpaemel dan ook goed gebruik van maakt. Maar dat is eigenlijk niet eens het meest kenmerkende van deze stukken, dat is het zeer aantrekkelijke, duidelijk Afrikaans aandoende ritme, wat het stuk tot op zijn grondvesten doet swingen en wat met veel souplesse en drive door de drie dames wordt gebracht. De overige stukken zijn echter zeker ook bijzondere. Christophe Guiraud grijpt voor zijn ingetogen ‘En leurisse, les trius Velés’, geschreven voor drie basklarinetten duidelijk terug op de muziek uit voorbije eeuwen, terwijl Matthew Shlomowitz het in ‘Earth Breeze Smoke’ in het hoge register zoekt middels een aanstekelijke dialoog tussen twee blazers. Tot slot is er ‘Mondstuk’, waarin Paul Craenen muziek combineert met mime theater, een stuk als een ritueel waarin het ritme zich geleidelijk ontvouwt.
Het hart van Jan Michiels’ recital wordt gevormd door het relatief lange ‘Rispecciato in Quarzo’ van Osvaldo Coluccino. Het stuk bestaat uit een vooraf door Coluccino opgenomen elektro-akoestische partij en een door de pianist live gespeelde partij, waarbij zowel het klavier van de piano als het binnenwerk wordt ingezet. Met deze middelen creëert Coluccino een bijzonder spannende en bij vlagen onheilspellende klankwereld die gaandeweg het stuk steeds complexer wordt. De rest van het recital wordt gevormd door de acht delen ‘Stanze’ van Coluccino, die worden doorbroken met korte stukken van György Kurtág, Beat Furrer en Salvatore Sciarrino. Die acht ‘Stanze’ onderscheiden zich in deze recital door hun extreem ingetogen klankwereld. Zeer zorgvuldig en met veel gevoel voor timing doseert Michiels de delicate aanslagen, alsof er slechts flarden muziek klinken, verwaaiend in de wind. Het zijn de stukken van Kurtág en vooral die van Furrer en Sciarrino die zorgen voor de nodige dynamiek in deze recital, waarbij vooral in de twee ‘Notturno Crudele’ van Sciarrino het bijna industriële karakter opvalt.
De drie componisten die bij het Nemø ensemble op de lessenaar staan, voelden zich alle drie geroepen om aan te sluiten bij de tijd waarin wij leven en dus te werken met alles wat de virtuele en digitale wereld momenteel te bieden heeft, ik doe het ze niet na, Maar met name het drieluik ‘OST’, ‘POV’ en ‘HOC’ van Óscar Escudero en Belenish Moreno-Gil stelt muzikaal zwaar teleur. Een spervuur aan videofragmenten, kleuren, lichtflitsen en gesproken teksten kan niet verhullen dat hier eigenlijk niets gebeurd. Hier staat de keizer toch echt zonder kleren. Het enige stuk dat hier nog overeind blijft is ‘You should be blind to watch TV’ van Igor Silva. Wat dit stuk te maken heeft met de televisie wordt mij niet duidelijk, maar Silva vermengt hier wel op een mooie manier het klassieke metier met experimentele rock en weet op boeiende wijze binnen zijn sterk ritmische structuur steeds meer chaos te creëren.