Jahrhunderthalle, Bochum (Ruhrtriennale) – 28 augustus 2021
Dit concert, het debuut van de nieuwe chef-dirigent van de Bochumer Symphoniker: Tung-Chieh Chuang, bestaat uit twee delen. In het eerste, waar het concert zijn titel ‘Visionary Architects’ aan ontleent gaan we terug naar 1958. Philips vroeg de befaamde architect Le Corbusier voor de bouw van hun paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel. Le Corbusier wilde een totaalkunstwerk en vroeg op zijn beurt de architect en componist Iannis Xenakis, werkzaam bij zijn bureau en de componist Edgar Varèse. De twee werken, ‘Metasteisis’ en ‘Le poème électronique’ zijn echter te kort om een avond mee te vullen en geven evenmin Chuang genoeg kans te schitteren. Dat lukt beter met de tweede symfonie van Anton Bruckner. En echt vreemd is die keuze niet, meer dan andere symfonieën zijn die van Bruckner immers complexe bouwwerken.
Thematisch staan de stukken dus dichter bij elkaar dan muzikaal, op dit vlak is de overgang tussen Xenakis en Bruckner, zeker bij het ontbreken van een pauze wel erg rigoureus. Iets dat vanzelfsprekend niets af doet aan de kwaliteit van de drie stukken, nog aan de uitvoeringen. Al begint het allemaal wel wat onnatuurlijk. De Bochumer Symphoniker voltallig op het podium, Chuang op de bok, terwijl de eerste klanken, die van Varèse’s ‘Le poème électronique’ uit de luidsprekers komen. Kees Tazelaar bewerkte de originele banden in 2009 tot een gespatialiseerde vijfkanalen versie die hier nu klinkt. Een gebeurtenis van formaat. Niet alleen omdat dit stuk één van de eerste elektro-akoestische composities is en de enige van Varèse, maar zeker ook omdat de enorme Jahrhunderhalle zich uitstekend voor dit werk leent, waarin de klank letterlijk overal vandaan komt. Een constellatie van geluiden (opnames van klokken, akoestische instrumenten, machines, elektrische apparaten en menselijke stemmen) golft in een vrij bizarre samenstelling door de ruimte, als een modern gedicht zonder verhaallijn en zonder duidelijke structuur. De laatste noten zijn nog niet volledig verdreven als Chuang zijn armen heft waarna de strijkers even later ‘Metastaseis’ inzetten. Zo weinig samenhang ‘Le poème électronique’ kent, zo hermetisch bouwde Xenakis aan dit stuk, hij was niet voor niets ook architect. Letterlijk een bouwwerk van klank waarin ieder instrument, iedere noot zijn eigen plek heeft. Een boeiend stuk dat vaker zou mogen klinken.
Het is nu moeilijk voorstelbaar maar Bruckner werd tijdens het grootste deel van zijn leven niet gezien als een groot componist. Hij had een zekere faam opgebouwd als organist, maar zijn carrière als componist kwam pas vrij laat op gang, om nog maar te zwijgen over de erkenning, die volgde pas bij zijn zevende symfonie. Hij is dan ook al 53 als hij in 1873 die tweede symfonie zelf dirigeert in Wenen. Een jaar eerder had het orkest nog dienst geweigerd, het stuk werd als onspeelbaar geacht, een mening die de Bochumer Symphoniker hier onomstotelijk logenstraft. Voor een belangrijk deel kwam dit door de complexiteit van deze symfonie en al die daarop volgden, een complexiteit die overigens alleen nog maar zou toenemen. De diep religieuze Bruckner schiep kathedralen van klank, waarin vaak eenvoudige muzikale motieven op bijzonder ingenieuze, vaak magistrale wijze worden uitgebouwd. Beluister louter het ‘Moderato’ en u weet genoeg. Chuang heeft deze symfonie volledig in de vingers en bezit een duidelijke visie op het stuk, en belangrijker nog: die weet hij uitstekend op het orkest over te brengen. Het gevolg is een zinderende uitvoering, met een opmerkelijke transparantie binnen alle hectiek, waarin echter ook ruimte is voor de meer ingetogen passages.
Wat deze uitvoering ook duidelijk maakt, is wat we de afgelopen tijd hebben moeten missen. Zeker in die dynamische frases en de geweldige akoestiek is daarbij zonder meer zeer welkom, waan je je volledig in die kathedraal van klank, beroert die muziek je in iedere vezel van je lichaam, daar kan geen Cd tegen op. Een beter debuut had Chuang zich niet kunnen wensen.