Salzlager, Zeche Zollverein, Essen (Ruhrtriennale) – 21 augustus 2021
Centraal in dit concert staat de Amerikaans – Italiaanse componiste Patricia Alessandrini. De titel van dit concert ontleende ze aan een uitspraak van de schilder Gerhard Richter: “Still is Gewalttat, und ich bin nicht gewalttätig”. Een uitspraak die haar op het lijf geschreven is en die uitdrukte wat zij vanaf het begin voelde. Ze ervaart het indelen in stijlen en categorieën als claustrofobisch, erger nog als uitsluiting van al het andere. Een interessante stelling waarbij je desondanks wel wat vraagtekens kunt zetten: kun je componeren zonder eigen stijl en wat levert dat dan op?
Als werkwijze koos Alessandrini ervoor om stukken uit het verleden te nemen en daarvan de opnames te gebruiken als grondstof voor haar eigen stukken. Drie van die stukken horen we in dit concert, prachtig uitgevoerd door Ensemble Modern, aangevuld met een aantal solisten, samen met de stukken die Alessandrini componeerde. Wat mij betreft maken deze drie stukken onomstotelijk duidelijk dat wat Alessandrini wil niet lukt. Om diverse redenen. Ten eerste is de keuze van de oorspronkelijke stukken natuurlijk geen toeval en met het maken van een keuze sluit je andere stukken uit en beweeg je je al in een bepaalde richting. Maar als ik dan de drie stukken van Alessandrini’s hand naast elkaar leg, kom ik tot een wel heel duidelijke lijn, of zo u wilt een duidelijke eigen stijl, een eigen signatuur. De oorspronkelijke stukken mogen zeer van elkaar verschillen, waarover later meer, de stukken die Alessandrini daarop baseerde doen dat veel minder. Eenzelfde klankbehandeling, eenzelfde experimentele wijze van instrumentgebruik, het is onmiskenbaar haar muziek.
Het eerste stuk is ‘Black is the Colour’, één van de ‘Folksongs’ van Luciano Berio. In Alessandrini’s compositie, ‘Black is the colour…(omaggio a Berio)’ uit 2002 speelt de piano een grote rol, niet zo zeer het klavier als wel de snaren, prachtig vermengd met die van de cello en de altviool en de klankkast, die laatste als echoput dienend voor de basfluit en de klarinet. De melodie laat de componiste ongemoeid, met de baslijn speelt ze onbekommerd, terwijl we hier vaag Berio terughoren. Nog verder van het origineel wijkt ze af met ‘Les chansons de Bilitis’ van Claude Debussy. Bijzonder aan dit stuk is de bezetting van twee fluiten, twee harpen en celeste en het bijbehorende klankspectrum, naast het gebruik van de spreekstem. En het is met name dit klankspectrum waar het bij Alessandrini omgaat. In het stuk dat zij hierop baseerde, ‘menus morceaux par un autre moi réunies’ uit 2009, horen we de gitaar, hier in handen van Mauricio Carrasco, afwisselend een akoestische en een elektrische. Ook hier is de speelwijze weer zeer onorthodox en gebruikt de gitarist een keur aan extra’s om het gewenste resultaat te bereiken, met name die delen waarin de elektrische gitaar centraal staat vallen daarbij op. De klankwereld is enerzijds totaal verschillend van die van Debussy en anderzijds zit er diezelfde fascinatie in voor dat kleine bereik in het hoog.
‘Verklärte Nacht’, opus 4 van Arnold Schönberg is het derde stuk, nog geschreven in de laat romantische stijl waarin de componist toen nog componeerde. Alessandrini gebruikte het als bouwmateriaal voor haar strijkkwartet ‘Folklaret Nat’, stammend uit 2011-12. En ook hier, al is de muziek natuurlijk veel experimenteler dan bij de vroege Schönberg, horen we een treffende gelijkenis, maar bovenal horen we muziek die we herkennen als die van Alessandrini. Mogen we dat geen eigen stijl noemen?