Jahrhunderthalle, Bochum (Ruhrtriennale) – 19 augustus 2021
Al die nieuwlichterij, daar moet de Taliban niet zo veel van hebben. De Afghaanse vrouwen zijn dezer dagen dan ook meer dan benauwd dat hun de vrijheden die ze de afgelopen jaren hebben verworven, weer wordt afgenomen. Want hier draait alles, in naam van Allah, om de man. En dan de heteroseksuele man wel te verstaan. Dat gaat immers al eeuwen goed, dus waarom zou je dat veranderen? Leonora Carrington kwam uit Engeland, schreef in 1940 het grimmige sprookje ‘The Baa-Lamb’s Holiday’ en putte daarvoor uit haar eigen geschiedenis, het fenomeen beperkt zich immers niet tot onze Islamitische buren. Een wereld die Olga Neuwirth en haar librettiste Elfriede Jelinek evenmin vreemd was toen ze in de jaren ’90 van de vorige eeuw het stuk omwerkte tot een opera: ‘Bählamms Fest’. De Ruhrtriiiennale heeft het stuk weer in productie genomen, actueler dan ooit.
Want terwijl aan de ene kant er steeds meer ruimte komt voor mensen die niet in een hokje (willen) passen, neemt anderzijds het verzet door traditionalisten eveneens toe. Een niet onaanzienlijke groep, lees (witte) mannen, voelt zich duidelijk bedreigd. In ‘Bählamms Fest’ is dat Philip. Hij jaagt en hij drinkt en tussendoor bepotelt hij zijn veel jongere vrouw, of die hier wel of niet van gediend is, doet niet ter zake, ze is immers van hem. Verkrachting binnen het huwelijk, wat een flauwekul. Van zijn moeder, een tirannieke dame, heeft Theodora duidelijk niet veel te verwachten, zij heeft de orde, ook al is hij ook tegen haar gericht, volledig verinnerlijkt. Zij is sowieso nogal een verknipt personage: uit de relatie met haar hond werd haar tweede zoon geboren, half wolf, half mens, ene Jeremy. Deze volgt zijn natuur en doodt regelmatig s’nachts een schaap. Dat is echter ongewenst gedrag en zit vooral de schaapherder dwars. Echt uit de hand loopt het als Jeremy uiteindelijk ook de schaapherder doodt.
Een tweede verhaallijn is die van de liefde die opbloeit tussen de twee die niet in deze wereld passen: Theodora en Jeremy. Hoe verschillend ook, ze begrijpen elkaar in hun anders zijn, in het niet kunnen en willen passen in hun voorgeschreven rol. Bestaat er reeds een aanzienlijke verwijdering tussen Theodora en haar man Philip, als diens eerste en dood gewaande vrouw Elisabeth weer opduikt, en zich naadloos in het keurslijf nestelt, wordt die alleen nog maar groter. Theodora trekt zich terug in haar eigen kamer, waar ze vrijuit kan dromen en dus uiteindelijk ook in Jeremy’s armen. Het vermoorden van de schaapherder wordt echter uiteindelijk zijn dood en Theodora blijft alleen achter, overgeleverd aan dit huishouden waaruit nu geen ontsnappen meer mogelijk is. Eind slecht, al slecht.
Geen betere componiste om dit sinistere sprookje vorm te geven dan het tandem Olga Neuwirth – Elfriede Jelinek. Beiden zijn als geen ander in staat om heilige huisjes met de grond gelijk te maken. Het uit zich in het verhaal, prachtig opnieuw vorm gegeven door het regisseursduo Dead Centre (Ben Kidd en Bush Moukarzel) en het uit zich vooral in de muziek en zang. Het Ensemble Modern, onder leiding van Sylvain Cambreling verricht hier een huzarenstukje. Verontrustende klankwolken, snerpende blazers, soms onverwacht heftige dynamiek en her en der wat buitenissige uitstapjes, waarover later meer, worden ons deel. En dan zijn er de vocale bijdrages. Neuwirth vraagt het uiterste. Van spreken, via Sprechgesang naar echte zang, met alle mogelijke extra´s erbij. Zodanig dat je als luisteraar je regelmatig verwondert over de mogelijkheden van de menselijke stem, al dan niet aangelengd met elektronica. En we zijn gezegend met een fantastische bezetting. Katrien Baerts schittert als Theodora, Hilary Summers als de oude dame, Marcel Beekman als de butler, de schaapherder en het ram en countertenor Andrew Watts als Jeremy. Die laatste is een prachtige vondst van Neuwirth. Niet alleen symboliseert de countertenor hier het ongewone aan Jeremy, de combinatie met de stem van Baerts levert tevens een aantal schitterende duetten op, zeker in combinatie met de klanken van dit fantastische ensemble.
Twee scenes in deze opera geven Neuwirth de kans om muzikale zijpaden te bewandelen. Er is de dans van de dieren, knuffelbeesten? in Theodora’s kamer en er is het feest dat de lammeren vieren op kerstavond (nu ja, feest, ook hier eindigt het er weer mee dat een ooi, toepasselijk Mary geheten, wordt genomen door de ram, prachtig neergezet door een likkebaardende Beekman). In beide gevallen refereert Neuwirths muziek aan de revue en het cabaret, prachtige klankintermezzo’s met een bitterzoete nasmaak.