Het Mark Lewis Quartet mag dan al bestaan sinds 1979, het is daarmee tevens één van de langst bestaande Nederlandse jazzbands, ik had er nog nooit van gehoord. Twee Amerikanen, die hier ooit zijn blijven hangen, saxofonist en fluitist Mark Lewis en bassist James Long en twee Nederlanders, pianist Willem Kühne en drummer Frans van Grinsven. Veel albums maakte het kwartet tot nu toe niet. Op Discogs vind ik alleen het uit 1988 stammende ‘Spirits’. Dat er dan nu ineens nieuw materiaal ligt, mag een klein wonder heten. Alhoewel nieuw niet helemaal de lading dekt. Het kwartet gebruikte de afgelopen tijd, zonder concerten, goed en stofte maar eens wat oud materiaal af, het resulteerde in het onlangs verschenen ‘Naked Animals’, met daarop nooit eerder uitgebrachte studio opnames uit 1990.
Het kwartet bestond in ’79 uit Lewis, Kühne, drummer Pieter Henrard en bassist Bart Rademakers. Een eerste wissel zorgde ervoor dat Hein van de Geyn, Rademakers verving en Frans van Grinsven Henrard. Een derde wissel liet Long het stokje overnemen van Van de Geyn. Het is de bezetting die we op dit album horen en die nog steeds bestaat. Als alles goed gaat komt er eerdaags nog een album met opnames van vlak voor de lockdown. Mooie oude foto’s sieren het album, jonge honden waren het nog dertig jaar geleden, volledig in vorm daar in een studio in het Zeeuwse Vrouwenpolder waar de opnames werden gemaakt. We gaan met ‘Moonflower’ rustig en harmonieus van start. De melodie van Kühne klinkt puntig en aangenaam, de groove van Long en Van Grinsven stuwend en meeslepend en dan komt Lewis zelf in, hier op altsax, zeer melodieus, met een roomzachte klank. Dat melodieuze kenmerkt ook ‘Mercurian Rendezvous’, met veel souplesse beweegt Lewis zich hier door de noten, een verhalenverteller pur sang. Maar het is wellicht wel Long die hier het meest opvalt met zijn stevige groove.
Een album kortom met goed in het gehoor liggende stukken, met een duidelijke opbouw. Stukken die helemaal voldoen aan het etiket ‘jazz’. Prachtig en zeer overtuigend gespeeld, gloedvol en met pit, zonder dat de melodie geweld wordt aangedaan. Hier geen oeverloze solo’s, gehuld in abstracties, maar hecht samenspel in dienst van de compositie. Ballade ‘Ghost of Change’ en het pittige titelstuk ‘Naked Animals’ getuigen er op boeiende wijze van evenals de twee eerder genoemde stukken. Kühne is daarbij net zo’n sfeermaker als Lewis, ze voelen elkaar perfect aan. Een hoogtepunt is overigens diens elektrificerende bijdrage aan dit ‘Naked Animals’.
Een kleine breuk met het voorgaande is het zeer langzame ‘A Dance with Monique’, allereerst omdat we Lewis hier op fluit horen, ten tweede vanwege de mooie, zeer intieme bijdrage van Long, met zingende snaren. ‘City Slicker’ brengt de blues binnen, in een aangenaam, meeslepend laag tempo, waarna we in ‘4-D’ weer opveren uit onze stoel, dankzij fijn pittige bijdrages van Lewis, Kühne en vooral van de ritmesectie. Afsluiter ‘The Seven Angels’ sluit hier op aan, een energiek album prachtig samenvattend.
Bekijk hier de introductie tot dit album: